ik ben te lang uit Holland, om me nog als puur Hollandsche te beschouwen. Daarom sta ik eenigzins tegenover het Hollandsche meisje als beoordeelaarster. En nu is het mij zoo dikwijls opgevallen, dat een Hollandsch meisje (Caprice kan anders ook al een getrouwde vrouw zijn) zich een bepaald air aangeeft en zelden ontmoet men er een, die nu eens gewoon en kalm is. Een Hollandsche kan bijv. zijn een: ‘ik maal er niet om’. Ze draagt geen of garen handschoenen, monsters van schoenen, sjokt over straat en brult vrienden en kennissen een hartelijk dàààg toe. Ze is non chalant, zie je. Een ander slag weer is dit: Och, mevrouwtje, wat staan uw bloemen beeldig, en die snuitige bloesems, en O, die varen is om te stelen. Gunst, waar krijgt U dit beeldig vaasje vandaan? Alles galmen en halen. Ze trekt pruimemondjes, doet erg nuffig en is in één woord afschuwelijk. Zij acteert voor ‘lief’.
Nu het type, waarvan ik veronderstel, dat Caprice er een is. Ze is er nam. een van de soort, die iemand gewoon van zijn stoel praat. Ze heeft visites gemaakt, komt thuis, gooit handschoenen uit en vertelt aan bewonderende huisgenooten: nu maar, dat mensch - die heb ik nu zoo fijn op haar plaats gezet, ik heb haar eens lekker gezegd, hoe ik erover dacht, en ze zette zulke oogen op! nu, om je krampen te lachen! ‘Dat mensch’ in kwestie heeft misschien doodkalm geluisterd, maar Caprice zag heusch, dat ze oogen opzette.
Caprice verhaalt in haar ingez. stuk dat geval van die dame, die nu ook eens haar idée ten beste gaf en zei, dat Engelsche boeken degelijk zijn. En daar komt Caprice voor den dag met haar antwoord. Prachtig! mooi! dat gaf verontwaardiging weer; dat is taal! De getroefde dame keek dan ook vreemd op, dat zag Caprice zelf en Caprice vermoedde ook, wat de dame dacht. Ik kan me dan ook best begrijpen, dat, toen Caprice het geval aan al haar vrienden en kennissen verhaald had, ze het noodig oordeelde er ons Holl. Lelie abonné's op te trakteeren.
Caprice gaf iets ten beste tegen ‘degelijkheid’ en ik heb het onderwerp degelijkheid tamelijk wel laten rusten. Het woord degelijkheid lijkt mij trouwens tè vaag, om er over te redeneeren; alleen schijnt het mij toe, dat Caprice het eenigzins verward heeft met ‘vervelend’. Vervolgens ís het mij niet recht duidelijk, waarom iemand degelijk moet zijn, om van zuurkool met spek te houden. Dat is iets, dat niet met karakter, maar meer met de maag in betrekking staat.
28 October 1906.
Een abonnée.