Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
I. Instemming en verontwaardiging.
Wie uwer lezeressen en lezers, zeer geachte redactrice van dit blad! zal niet zoowel met algeheele instemming als met groote verontwaardiging, in ‘De Lelie’ van 17 October, kennis genomen hebben van uw ‘boekbeschouwing’, voorkomende op blz. 246?
Ja, met volkomen instemming!
Uw woord van scherpe, maar allerminst te scherpe critiek, geschreven naar aanleiding van het boek van den Heer R. Feenstra, heeft zonder twijfel talloos velen met mij goed gedaan. Uw pen heeft wis getrild van toorn. Wie over zulk een boek iets zegt, zal moeite hebben zich te beheerschen.
Gij hebt wederom op de kaak gesteld het geschetter over kunst; terecht in het licht gesteld veler zelfverheerlijking en zelfvergoding, welke natuurlijk gepaard gaan met minachting van anderen; naar verdienste uw afkeer uitgesproken over veler schandelijk, hen zelf onteerend geschrijf, dat vergiftigt en zielen verwoest. Gij kondt niet zwijgen; gij moest getuigen en uw vonnis doen hooren.
Hoevelen met mij zullen U daarvoor danken!
Wie uwe beoordeeling, neen veroordeeling las, zal nu eens ‘gelooven op gezag’ en - door U ingelicht - dat boek verre van zich houden.
Wij deelen uwe diepe verontwaardiging.
Welk een boek! Welk een inhoud en welk een vuile straattaal!
Hoe kan iemand zoó schrijven! Hoe is het mogelijk! Men moest zich schamen.
Men voert strijd tegen zeker soort van prentbriefkaarten! Uitnemend!
Men treedt op tegen speelholen. Andermaal: uitnemend!
O, kon men zúlke lectuur maar weren!
‘'t Kan helaas niet’, antwoordt gij.
Zou het zoo onmogelijk wezen iets er tegen te beproeven?
Als eens alle couranten, alle bladen, alle tijdschriften, enz., zulke boeken totaal negeerden, doodzwegen! Misschien ware dan iets gewonnen.
Zoudt gij met eenigen uwer zeer geachte Collega's - schrijfsters, schrijvers, journalisten - niet eens een protest-beweging op touw kunnen zetten en de uitgevers dringend verzoeken zulke schandboeken niet meer uit te geven, het kort en goed te weigeren hun naam te verbinden aan zúlke lectuur.
Of ik terstond resultaat verwacht?
Neen, zeker niet!
Doch veler oogen werden misschien allengs geopend, voor de gevaren welke zij in de hand werken.
Bovendien, zúlk een protest-beweging zou tallooze ouders leeren, scherper toe te zien op wat de hunnen lezen.
In elk geval: elke edele strijd moet op den duur vruchten afwerpen.
Hoe gij ook denkt over mijn voorstellen, hun ernstige bedoeling zult gij erkennen en waardeeren. Daarvan houd ik me verzekerd.
Ik zeg U dank voor de opname van deze regelen in uw weekblad,
Hoogachtend
J.F. TERNOOIJ APÈL.
Alkmaar, Oct. '06.
Antwoord Redactrice.
Ik dank onzen geachten medewerker zeer voor zijn woord van instemming. - Wat zijn voorstel betreft, ik geloof niet, dat uitgevers en auteurs zich voor zulk een wezenlijk zedelijk doel zouden willen verbinden. Hun doel is winstbejag. En het is een feit, dat helaas geen nadere uiteenzetting behoeft, dat vuile lectuur veel meer koopers trekt dan zedelijke boeken. -
Hoe dat zij, ik heb te weinig geloof in vereenigingen en wat dies meer zij van dien aard, om persoonlijk te kunnen optreden in dien geest. Mijn weg en taak is getuigen, eerlijk, zonder aanzien des persoons, getuigen, waarschuwen, mijn oprechte meening zeggen. Ik hoop dat het mij gegeven mag zijn dien weg tot den einde toe, met dezelfde onafhankelijkheid en zelfstan-