De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVaria.In een correspondentie aan Ina de G. (zie Lelie van 10 Oct. jl.) schreef ik o.a. naar aanleiding van een zoogenaamde modelinrichting: ‘Daarenboven, het héét natuurlijk, dat de verpleging en verzorging door de aangestelde zusters boven allen lof is verheven. Maar wat weet men daarvan? Wie houdt toezicht? En hoe wordt dat uitgeoefend?’ Een fraai antwoord op deze vraag geeft in zekeren zin ‘Het eerste Jaarverslag van Het Tehuis Annette, voorloopig opgericht ten behoeve der ongehuwde moeders en hare kinderen en gesteund door “Onderlinge Vrouwenbescherming.”’ - Want, zoo ook dit verslag niets te maken heeft met de door mij in de aan de Ina de G. gerichte correspondentie bedoelde inrichting, het levert een schitterend bewijs in het algemeen van de onverantwoordelijke wijze, waarop het toegaat achter de schermen, in de eerste plaats met het geld der contribueerende leden, in de tweede plaats met de zorg voor de verpleegden. (slachtoffers noem ik hen). ‘De Directrice die wij bij de oprichting hadden benoemd voor een half jaar op proef, bleek niet de rechte persoon op de rechte plaats te zijn. | |
[pagina 271]
| |
vrouwverpleging op zich genomen, zoodat zij pas 17 Maart haar taak kon aanvaarden. De plaats ontbreekt mij, om hier nog meer van dergelijke naieve bekentenissen van onkunde en onnoozelheid, om niet te zeggen onwil, te citeeren. Immers, wat blijkt uit dit officieele verslag zelf. Ten eerste, dat de presidente- en secretaressespelende dames wel plezier hebben in het oprichten eener vereeniging, met vergaderingen, bijeenkomsten, jaarverslagen in de courant, enz., maar niet om hun zomergenoegens ook maar voor één enkel jaar op te offeren, terwille van de goede zaak waarin zij heeten zooveel belang te stellen. Immers, zij richten een geheel nieuw thuis op, in den zomer, stellen aan het hoofd daarvan een persoon, waarvan ze niets af weten blijkbaar, en moeten dan, na eenige maanden, onnoozel weg komen bekennen, dat ze in dien zomer (dus van het begin af) geen van allen ook maar eenig toezicht hebben uitgeoefend op een dure en nieuwe en, gelijk van zelf spreekt, toezicht behoevende inrichting van zoo veel omvattenden aard als een Tehuis voor ongehuwde moeders. - Ten tweede. Dat zij, om welke reden blijft in het duister, een directrice benoemden van wie ze niets afwisten, wat haar goeden wil en bekwaamheid betreft, en van wie ze achterna dus niets dan slechts hebben te getuigen; en dat zij tot haar opvolgster kozen iemand, die niet vrij was die taak dadelijk te aanvaarden, zoodat het ‘tehuis’, reeds vele maanden lang geheel in de war gestuurd door directrice nommer-één, nog een tijdlang daarna bleef overgeleverd aan het bestuur eener juffrouw Meijers, van wie het verslag-zelf bekent, dat ze niet de bekwaamheid bezat tot het haar toevertrouwde werk. - Ten derde. Dat er dientengevolge voortdurend veel geld is verknoeid, en van de dertien maanden waarin het tehuis bestaat negen of tien nutteloos zijn verloren gegaan. Ten vierde, dat de zelfopofferende en nuttige dames reeds in het éérste jaar van hun nuttigheid onderling aan het ruzieën zijn geraakt, en hebben vergaderd om ‘betreurenswaardige misverstanden’ te maken en dan weer bij te leggen, - inplaats van toezicht te houden op hun thuis. Ten vijfde, dat zij ontbloot zijn van ook maar de meest oppervlakkige kennis van zuigelingen-behandeling, daar een dokter noodig is om hen in hunne onnoozelheid aan het verstand te brengen, dat niets nadeeliger is voor een kind, dan het in den tijd van acht weken na zijn geboorte drie maal (zegge driemaal) van voedsel en verzorging te laten veranderen. En dat zonder nòódzaak hoegenaamd! Met hoevele dames-vereenigingen en modelinrichtingen gaat het achter de schermen precies zoo toe, en erger nog? Alleen, de meesten hebben niet zulk een onnoozelheid in het zichzelf te schande maken als de naieve dames van ‘Het Tehuis Annette’ en ‘Onderlinge Vrouwenbescherming.’
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|