enkelen nacht; toch hoorde ik, dat men over 't geheel, verleden jaar een veel voordeeliger zomer had.
Tot vóór korten tijd logeert hier Don Carlos van Spanje met zijn vrouw en gevolg, hij is, hoewel oud en afgeleefd, toch nog een knappe man en zij een hoogst gedistingeerde sympathieke verschijning. Hij woont in Venetie, deze ‘Roi en exil,’ die nooit den troon besteeg en die als ‘Son Altesse Don Carlos le duc de Madrid’ in het vreemdelingenboek was ingeschreven. Nu kwam hij uit Egypte met een Reusachtigen dog en een klein negertje, dat hij in Cairo gekocht had. 't Kind kende wat Italiaansch en was meestal gekleed in een hemd of lange jurk van gestreept katoen, maar zijn galapakje bestond uit een Turksch broekje en bolero van witte stof met goud geborduurd, een rood mutsje en licht geel leeren laarsjes. De hooge gasten zijn nu naar Interlaken vertrokken en komen in den herfst hier terug. -
Grappig is 't om aan de landingsplaats te staan en te kijken naar al de verschillende typen en ‘types’ die van een stoomboot afkomen. Mal toegetakelde lompen touristen (Duitschers voor 't meerendeel), vlugge elegante Amerikaansche meisjes, gracieuse Françaises, stevige zwartoogige Italianen en daartusschen soms nonnetjes, paters, muziekanten, zangerig sprekende Zwitsers en een zeker contingent personen van wie 't niet zoo ineens te zeggen valt tot welke natie zij behooren.
Maar de mode, die over àlle beschaafde volken heerscht, heeft 't dit jaar voorzien op het artikel voile en men kan bijna geen vrouw zien, van welke nationaliteit ook, of zij heeft om haar hoed gedrapeerd, geknoopt of gestikt, meer of minder sierlijk en met lange afhangende einden eenige meters zijden gaas. Voiles met moezen, met open zoomen, met kanten of geborduurde randen, witte voiles, lila, bruine, grasgroene, vuurroode, blauwe, rose, ja zelfs dichte pikzwarte voiles ziet men, die de draagsters zoo op negerinnen doen gelijken, dat ik er werkelijk een oogenblik dupe van was.
Het Vierwaldstättermeer met zijn verschillende opaaltinten bij 't ondergaan der zon of als de lucht bewolkt en 't weer kalm is, had eergisteren de diepblauwe kleur van de Middellandsche zee op haar mooist, 't was vlak en glanzig, bijna zonder rimpeling. Toen plotseling, met helderen hemel en fellen zonneschijn bij een temperatuur van 80o begon 't te stormen en kregen wij een staaltje te zien van den hier maar al te bekenden ‘Föhn’ een zuidelijken wind, die met rukken en vlagen neervalt tusschen de bergen en die, meer of minder hevig soms uren, soms dagen aanhoudt. Het meer was in den tijd van een paar uur tot een woeste, hel-groene zee geworden met witte koppen en hooge golven, die met donderend geraas en heftige uitbarstingen van schuim tegen de rotsblokken langs den oever te pletter gingen. Ramen, deuren en blinden werden gesloten, uitstallingen naar binnen gehaald, geen roeibootje waagde zich op 't meer en zelfs de groote stoombooten durfden niet te landen op de gewone aanlegplaats maar gingen naar den Föhnhaven. Voor wandelaars was 't buiten ondanks 't overigens mooie weer niet uit te houden door den wind en de huizenhooge witte stofwolken, die langs de wegen werden opgezweept. Dat duurde zoo tot zonsondergang, toen wij na 't eten buiten kwamen was het doodstil, een rustige warme zomeravond maar broeierig als voor een onweer en in de verte zag men 't weerlichten. Gisteren was, na regen en onweer in den nacht alles voorbij, alleen vertoonen sommige boomen de sporen van wat zij doorstaan hebben, ik zag een paar lariksen, die in één dag geel geworden zijn.
Ten slotte wil ik U vertellen, hoe de 1e Augustus, de dag van ‘Bundesfeier’, dat is 't herdenken van de grondvesting der Zwitsersche republiek hier werd gevierd. De feestelijkheden begonnen al vroeg, de booten vlagden, muziekcorpsen trokken voorbij en op 't meer werden zwemwedstrijden gehouden. 's Avonds aan tafel gingen tegen 't dessert plotseling alle lichten uit en in 't pikdonker kwam toen een lange reeks van kellnerinnen, ongeveer 25, de zaal binnen, allen een gekleurde ijspudding dragend met een lichtje er in. 't Spreekt van zelf, dat dit effectmakend gerecht met applaus begroet werd.
De avond was 't glanspunt van den feestdag. Op 't dorppleintje, vlak vóór 't aardige oude kapelletje was een planken verhooging gemaakt, en daarop werden bij fakkellicht allerlei uitvoeringen van zang -en gymnastiekverenigingen gegeven, die besloten werden door eenige tableaux vivants, waaronder natuurlijk de eedsaflegging op de Rütli-wei begeleid door 't volkslied.
Vreemdelingen en inwoners allen waren daarheengestroomd, wij stonden vrijwel