Niet! Hebt ge zoo maar in een spontaan hartelijke of teedere opwelling gezoend, lieve mensch, dan zijt gij, - lees er Johanna Steketee maar eens op na - ‘onrein’, ‘laagzinnelijk’ ‘zondig.’
Om diezelfde reden vindt Johanna Steketee dan ook, dat de liefde van man en vrouw eigenlijk 't gelukkigst is als ze niet bij-elkaar zijn, maar ieder hun eigen weg gaan, daardoor ‘in liefde en vrijheid elkaar hoogerop brengende en beter makende, nooit beperkende.’
Dat het, vóór men dien hoogsten gelukstaat heeft bereikt van algeheele scheiding, al komen moet tot ieder op een afzonderlijke kamer slapen, spreekt van zelf, want, natuurlijk, Mimosa ‘gruwt’ van een tweede kind, hetgeen wel niemand zal verwonderen, die verneemt, dat zij na de geboorte van nummer een, bij wijze van ontspanning, ‘boeken wil en zal recenseeren’, al is ze ook nog zoo zwak en ziek, dat haar man-dokter haar dat ten strengste verbiedt. Want deze ideaalmoeder der toekomst, vindt zoo iets als het zelf in orde maken van de luiermand voor haar kindje gansch en al beneden zich, en gaat liever, in plaats daarvan, in een afzonderlijk voor haar gebouwden koepel zitten denken over een nog maar ‘vaag in haar omlijnd groot werk van een roman’.
Het slapen op die afzonderlijke kamer staat daarom ook nog in direct verband tot dit ‘vaag-omlijnde groote werk’, want Johanna Steketee is tot de ontdekking gekomen, dat men 's ochtends onder het aankleeden volstrekt niet moet praten als men zich wijdt aan de schrijfsters-loopbaan. Vrouwenhersenen schijnen, naar háàr ondervinding, al héél gauw in de war te raken, want ‘'s nachts of 's ochtends vroeg praten, brengt in de war.’
‘Ik kan dan niet rustig denken en voel me dan 's morgens nooit zoo helder, als wanneer ik alleen ben geweest.’
(Zou dit boek misschien ook in zoo'n ‘onhelderen’ toestand zijn geschreven?)
Nu, van zoo'n moeder en onder zulke omstandigheden kan je 't begrijpen, dat ze, 't heele huishouden overlatende aan de meid, aan deze verzoekt, haar een ‘lief meisje’ te bezorgen, om de algeheele verpleging over te nemen van dat lastige, kleine wezen, de baby, die zoo onhebbelijk is geweest te arriveeren, en zoo laag staat nog, dat hij schoone luiers noodig heeft en om eten schreeuwt, met algemeene minachting van het ‘nuttige’ werk zijner boeken-recenseerende mama.
Ondertusschen, terwijl deze zich afvraagt als haar eigen kind wakker wordt: ‘Wat moet ik er mee doen’, terwijl zij ‘lieve meisjes’ huurt, om het heelemaal te verzorgen, terwijl zij zich dagelijks ergert aan den tijd, dien het haar ontrooft, omdat het, in afwachting van 't ‘lieve meisje’, toch gekleed en verschoond moet worden, ondertusschen zint dit nieuwerwetsche warhoofd op ‘de verwaarloosde kinderen in de heele maatschappij’, waaraan zij zich wil wijden voortaan!!!
Mensch, steek de hand in eigen boezem, zou men haar willen toeroepen, als men zulke zotteklap ernstig nam. Maar het is misschien het best dat niet te doen en er alleen om te glimlachen!
Glimlachen in elk geval moet men zeker om de fonkelnieuwe ontdekking dezer feministische schrijfster, dat de vader bij het kinderen krijgen staat ‘buiten het fijne scheppingswerk’. - Hier wordt de zelfaanbidding van de vrouw-schrijfster gansch en al tot idiotisme.
Ge vraagt misschien, lezer, hoe ik er bij kom, zulke mallootigheid te lezen of te bespreken. Och, omdat ik 't een aardig staaltje vind van de in praktijk gebrachte theorieën der heel ernstig en gewichtig doende emancipatie-dames. Immers, dit vod is in hunne oogen een ‘vervolg’ op Hilda van Suylenburg, lees maar de voorrede, waarmede de overbekende, vergaderende en speechende, en om vrouwenkiesrecht jammerende feministe mevrouw Versluys-Poelman Mimosa inleidt, als een boek, dat ons de raadselen zal oplossen, welke in Hilda van Suylenburg, dat wijselijk eindigt, als het huwelijk begint, onopgelost zijn gelaten.
Reden, waarom mevrouw Versluys - Poelman dan ook zuur moet verklaren, dat, na al het gejuich en triomfgeroep over de verlossing door Hilda van Suylenburg (navolgster van De Negerhut van Oom Tom, in feministieschen zin, is het genoemd), toch na zeven jaren de toestand nog precies 't zelfde is als toen. - Natuurlijk ook, mevrouw Goekoop wist wel wat ze deed, toen ze haar roman besloot met het ultra-moderne huwelijk van de als advocaat optredende Hilda; ze wist wel, uit eigen ervaring dat in de praktijk zulke huwelijken leiden tot echtscheiding, onmin, narigheid in huis voor de kinderen, etc. En daarom deed ze op de ouderwetsche wijze, liet haar personen in den steek, daar, waar in de werkelijkheid de moeilijkheden begonnen. Johanna Steketee, evenals trouwens de heele bent van mevrouw Goekoop-nadoeners, veel