| |
| |
| |
Brief uit Berlijn.
Buiten Berlijn. Thale. - Bergtheater - Hohnenklee. Wilhelms-höhe.
Eindelijk de stad uit! Het stof van de voeten te vegen, de voeten te lichten van het broeiende, gloeduitstralende asphalt - welk genot, welke weelde! In de Junimaand zal niemand zich gedwongen voelen Berlijn te verlaten, of 't moest op ‘polizeilich’ bevel zijn. Want dàn is de groote stad op zijn mooist en in een bloemenstad herschapen, zoodra de zon maar genoeg tijd gehad heeft op Germania's wangen bloeiende rozen te tooveren. Maar in Juli en Augustus, wanneer 't macadam begint te smelten en de forsche Germania het warm begint te krijgen - o wee, dan worden de luchten bezwaard door minder genietbare geuren en Germania's natuurlijke behoefte om te transpireeren, vermindert sterk haar ongerepte schoonheid en vermeerdert de schitterende afzet van reiskoffers en plaidrollen in alle kwaliteiten en prijzen.
Zoo trokken zij dan weken geleden reeds de stad uit, de menschen die den toon áán en het geld uitgeven, en hen achterna volgden steeds nieuwe duizenden, die wel niet veel toon en evenmin veel geld aftegeven hebben, maar daarvoor in de plaats zich verheugen in 't bezit van een koffer vol tolvrije levenslusten te zijn... O, die grootestadsgeluiden niet meer te hooren dreunen in de ooren, nà-dreunen in 't hoofd! Dat geratel, getoeter, getrompet, gebel, getjingel wèg, wèg, verdwenen uit de atmosfeer van het dagelijksche leven! En daarvoor in de plaats zuivere, reine berglucht in te ademen, vèrgezichten te genieten die tot aan den horizont reiken, geluid-harmoniën op te vangen die niet in stads-concertzalen doordringen.
Op wieken van stoom zijn we dan heengevlogen naar het Harzerbergland, welks toppen geen eeuwige sneeuw bedekken en welks ruggen geen edelweisz dragen, maar waar 't natuurmooi niet minder gezegend en bekoorlijk is.
En neergezegen zijn we in Thale. De ligging van Thale biedt bij aankomst - onmiddelijk - een alleraangenaamste verrassing, die te grooter is, omdat de weg er heen het nauwelijks aanschouwelijk maakte, dat wij ons in een bergland bevonden, zoo bescheiden, zoo laag-golvend bleven de lijnen der blauwe bergreuzen. Thale's ligging daarentegen in het dal, aan den voet van donkergetinte recht statige bergen, het witte dorpskerkje op een achtergrond van groen, omsloten door groen, werkt fascineerend, en men voelt zich onmiddelijk thuis in dit liefelijke bergstadje. Hoe bewonderen wij dadelijk geestdriftig die twee hooge punten, rechts en links van ons panorama, die het eerst in 't oog vallen, de overbekende Rosstreppe en Hexentanzplatz, waaronder het schilderachtige Bodethal ligt, de forellenrijke stroom, die in honderd wendingetjes en breedere kronkelingen over steenblokken en boomstronken zijn weg zoekt en den wandelaar de heerlijkste afwisseling bereidt! De legende van Rosstreppe en Hexentanzplatz en Ridder Bode, die de mooie Prinses achtervolgde, die hèm wederom ontvluchtte en door haar moedigen, stouten Walkürensprong op het gevleugelde paard over den afgrond-heen gered werd, de sprong van den Hexentanzplatz naar de Rosstreppe is genoegzaam bekend. De poetische bekoring die van deze legende uitgaat, ondervindt men eerst volkomen wanneer men de kronkelende paden naar de verschillende toppen is òp-gezwoegd en daar van onvergelijkelijk mooie vergezichten geniet. Geen bezoeker van Thale zal het verzuimen dezen tocht te ondernemen, evenmin de wandeling naar het idylisch gelegen dorpje Treseburg, een wandeling van 2½ uur, die onafgebroken door het dichte bosch voert, voorbij aan de ruischende en schuimende oevers van de Bode. Maar wat lang niet alle bezoekers van Thale ondernemen, dat is een bezoek aan het Harzer Bergtheater, het natuurtheater, waar de voorstellingen in de open lucht plaats hebben, de houten banken amphiteaterswijze op eene
helling aangebracht, en het verrukkelijkste panorama ons van alle kanten omgeeft, panorama van dichtbije en wegvliedende bergen en bosschen en velden, roodgestipte dorpjes, bewolkte of strak-blauw gespannen hemel... De reden hiervoor kan uitsluitend en alleen te vinden zijn in den min of meer bezwaarlijken weg die naar het Theater voert en op dezelfde hoogte heenbrengt van den Hexentanzplatz, waar het een kwartier afstands vandaan ligt. Voor ouderen van dagen is deze weg, hoe geleidelijk ook naar boven dragend, toch te lastig, temeer daar de naar-huis-gang in schemerduister wordt volbracht, daar de langs den weg opgestelde lantaarns eerst bij volkomen duisternis worden ontstoken, een geval, dat midden Augustus zoo
| |
| |
ongeveer reeds plaats vindt, wanneer Thale nog vol van bezoekers is, daar het Theater om 7 uur begint en zelden vóór half 9 uur geëindigd is. Maar, om ook dit euvel uit den weg te ruimen, wordt, bij langer-durende stukken, om half zeven begonnen. Toch, al vond ik het Harzer bergtheater dit zomer niet buitengewoon sterk bezocht - wanneer er minder dan 40 personen aanwezig zijn, wordt er niet gespeeld - het idee, in een mooi berg- en boschlandschap klassieke werken ten uitvoer te brengen, vindt méér waardeering en méér navolging dan men een tiental jaren geleden zou verwacht hebben. Het gaat wel niet vlug, maar het gaat toch.
En dergelijke ondernemingen zijn allezins te steunen, in zoover zij beoogen iets indrukwekkends, iets op-het-gemoed-werkends te aanschouwen te geven, zooals met dit bergtheater ook bedoeld is. Al is het ook niet bepaald noodig het program van Ober-Ammergau in alle lijnen te volgen, zoo heeft toch het oorspronkelijk Ober-Ammergausche voorbeeld sterk tot navolging geprikkeld. Dr. Ernst Wachler, uit het klassieke en kunstzinnige Weimar, is de oprichter van het Harzer Bergtheater. Hij heeft in het korte tijdsbestek van zijn bestaan - de inwijding had in Juli 1903 plaats - naast veel decepties en moeielijkheden, ook veel waardeerends en opbeurends ondervonden, zoodat geen grond voorhanden is aan de toekomst van deze theateronderneming te twijfelen. Hoe bij uitstek gelukkig is ook het punt gekozen! Juist hier, bij Hexentanzplatz en Rosstreppe, die rotsen, zoo rijkelijk geaureoold door sagen en legenden, als men maar weinige plekjes vindt in het anders zoo sagenrijke Harzer berglaud! Welke wonderlijke vormen en lijnen, welke strenge klippenpunten en brokken geven die granietmassa's te aanschouwen! Men meent soms allerlei gestalten in steen gehouwen waartenemen, gestalten van voorwereldrijke reuzen van heksen en priesters in hun slaap van graniet gestoord, en met verdofde, blinde oogen uit versteende aangezichten néérturend op het onrustig gedoe der steeds wisselende en voorbijtrekkende menschengeslachten.
Dit landschap op zichzelf symboliseert reeds zulk een zuivere brok poezie, dat het idee van Ernst Wachler, om juist op deze hoogte, in dezen streek, zijn natuurtheater opterichten, zéér gelukkig mag genoemd worden. Voor korten tijd was deze ruimte nog een ‘schlucht’ een onbeschaduwde breede diepte, wild begroeid. Nu is deze diepte voor de zitplaatsen - amphitheatersgewijze aangebrachte houten banken - ingericht, de wildgroeiende struiken zijn weggekapt. Alleen onkruid en boschbloemen, rose, geel, wit, paars, tieren nog welig tusschen het hout. Het laagste punt van deze diepte is een gelijkgemaakt podium geworden, op vasten zandbodem, terwijl een houten onderbouw, uit sterke eikenstammen bestaande, die tooneelruimte nog iets dieper en breeder maakt. Op het tooneel vormt de achtergrond een Saksisch boerenhuis, heel schilderachtig, dat als 't ware in een nest van groen ligt. Over dit boerenhuis heen ziet men in goud-getinte verten het hier opstijgende, ginds neerdalende berg- en boschlandschap, terwijl aan zij- en achterkant de natuurcoulissen grootendeels uit krachtige jonge eikenboomen bestaan. Eerst achter die berglijnen ligt de vlakte. Daar ontmoet het oog de nevelige omtrekken van daken en torenspitsen, die Quedlinburg moeten beteekenen, Klopstock's geboorteplaats, terwijl het heet dat op helderwitte, zonbeschenen dagen aan strepen en lijnen de stad Magdeburg is te herkennen.
De ligging is zóó schilderachtig als men het slechts wenschen zou en de acustiek is bijzonder gunstig. Ofschoon ik de twee malen dat ik het theater bezocht: bij de inwijdingen dit jaar, beide malen tusschen de veertiende en zestiende bank had plaats genomen, is toch geen woord voor mij verloren gegaan. Maar dezelfde indruk die ik in 1903 kreeg van de ‘Walpurgis’, een inwijdings-scène van Ernst Wachler, gaf het bergtheater mij ditmaal niet geheel, nadat ik er een, humoristisch fijngeestig werkje van Otto Ludwig had zien opvoeren, ‘Hans Frei’. Al liet de uitvoering van het fijne werkje ook volstrekt niets te wenschen over - de artisten waren van het hoftheater te Weimar - en al boeiden de geestige verzen van Otto Ludwig nòg zoo zeer: ‘ce n'était pas la même chose’. Deze omgeving verlangt imponeerende actie, verlangt een grooten stijl, verlangt nobele, breede gebaren. Voor een fijn dialoogstuk vind ik deze grootsche natuuromgeving minder geschikt. En toch was ook ‘Walpurgis’ geen stuk met groote gebaren. Een proloog was het, een versstuk, voor het inwijdingsdoel gemaakt, met fijngevoelde en fijngeschreven bladzijden, dat zich nergens uitspon tot krachtige daad of breede handeling, en dat weldadig aandeed als een lyrisch stuk muziek. Maar het bracht
| |
| |
in de gewenschte stemming. ‘Walpurgis’ schildert het bezoek van Wodan en Hulda op een van Mei-poëzie, van lenteweelde en zomervreugde doorgeurd plekje aarde. Als typische heldenfiguren traden zij op, verklaarden zij elkaar in zoet-vloeiende taal hun wederzijdsche gevoelens en gedachten, zonder ergens sporen achter te laten van daad of karakterontwikkeling. Daartusschen zongen koren, die evenmin in samenhangend verband stonden tot het geheel, maar toch de handeling eigenaardig aanvulden. Indrukwekkend klonk het gesproken woord, prachtig werkten de kleuren der costumes tegen de natuurcoulissen. En toen bij het einde de schemering daalde, toen bij Wotan's woorden: ‘Was rauscht der Wald, was raunt die Nacht’, inderdaad door de looverkruinen de nimmer ophoudende boschmuziek in vollere accoorden begon te moduleeren, toen kwam men tot de overtuiging dat echte poëzie niet allen in Griekenland, maar ook hier, in het koude noorden, in de vrije natuur, omgeven dooreen verrukkelijk bergpanorama, op haar plaats is, en vermag een diepen indruk teweeg te brengen. Maar die poëzie of die proza, die zich in zulk een omgeving waagt, die moet groot en breed zijn, uit de ziel en tot de ziel spreken. Maar, om iedereen te voldoen, moet men wel rijkelijk voor afwisseling zorgen en daar sagenrijke stoffen niet zeer overvloedig voor het tooneel werden bewerkt, grijpt men vooralsnog naar Otto Ludwig, Lessing, Goethe. De Weimarsche commissie van het bergtheater in Thale heeft reeds haar verzoek tot alle dramaturgen en poëten gericht om speciaal voor dit doel geëigende werken te schrijven. Nationale onderwerpen, volkssagen en legenden, brokken uit de oude geschiedenis of mythologie, met tusschenschuiving van muziek, dans en koorgezang, zijn zeer gewenscht.
Maar tot dusverre waren de resulten van die oproeping nog niet buitengewoon groot... De idee ontwikkelt zich wèl, maar 't gaat uiterst langzaam. Met groote en levendige belangstelling zien wij nochthans den verderen bloei van 't Harzer bergtheater tegemoet, en wenschen de onderneming een vóórtdurend gunstig gedijen toe! -
Van Thale ging het na eenige dagen over Goslar, de oude Keizerstad, met zijn héél mooi oud Keizerhuis, en tal van oude gebouwen uit de elfde en twaalfde eeuw, opwaarts naar Hahnenklee. In de Oberharz gelegen, 560 m. hoog, ligt het dorpje, dat slechts een 400 tal inwoners telt, op een hoogplateau, omringd van malsche, smaragdgroene weiden en donkere, hooge bergreuzen. Het klimaat is er verrukkelijk koel, bij regendagen, zooals die dezen zomer maar àl te vaak voorkomen, helaas, guur en vochtig. Maar wanneer de zon schijnt, en het allerbekoorlijkst gelegen plaatsje met zijn Zwitsersch gebouwde villas en optrekjes, zich in zonneglans ligt te koesteren, de dennen in de bosschen sterker dan ooit geuren, de weiden opgevroolijkt worden door kudden grazende koeien, die de landelijke stilte met hun harmonisch bellen-muziek liefjes onderbreken - daar biedt een verblijf in Hahnenklee reden te-over tot genieten en bewonderen! Wandelingen op goed onderhouden boschwegen vindt men hier in het oneindige, overal voeren zij heen naar héérlijke punten, naar mooie vèrgezichten, en de verkwikkende koele lucht maakt dat men niet moede wordt te loopen, te loopen, berg-òp, berg-af, altijd omringd van bosschen, steeds afgewisseld door rustig-kabbelende heldere meeren, waarin blauwe of bewolkte hemelen zich weerspiegelen, nu eens in schitterenden blijden zonneglans, dan weer in grauwe, droeve tinten. Hahnenklee is ‘Luftkurort’ en wordt met elk jaar drukker bezocht. Dit jaar, het seizoen duurt van Juni tot September, kwamen hierheen, tot nu, reeds 6000 gasten, en de meesten nemen zich bij het vertrekken vóór, Hahnenklee een tweede maal te bezoeken, teméér daar het verblijf alhier niet duur en zeer goed is. In het Kurhaus bijv. met zijn nieuwe, in Juni eerst geopende dépendance ‘Hohenzollern,’ is men voor 6 mark en 6.50 uitmuntend gehuisvest,
men geniet daarvoor van een goedtoebereiden, rijkelijken middagen avondtafel, men slaapt op Simplex-bedden met rosshaar matrassen, heeft electrisch licht en, voor de koele, vochtige regendagen: eentralverwarming in gangen en vertrekken. Dit laatste slechts voor een vriendelijk woord, zonder één roode cent voor vergoeding. Maar laat ik er even, nauwkeurigheidshalve, bijvoegen, dat ik met deze opsomming de voorrechten der dépendance ‘Hohenzollern’ op het oog heb. In het Kurhaus - beide huizen zijn door overdekte waranda's met elkaar verbonden en behooren denzelfden gastvrijen, gullen eigenaar - zijn de toestanden iets veranderd en men woont er daarvoor iets goedkooper. Hollanders, die bij zwermen in Thale en Harzburg en overal elders in de Harz aan te treffen zijn, weten
| |
| |
van het bestaan van Hahnenklee schijnbaar niet af, want de route hierheen: de spoor brengt den reiziger slechts tot Goslar, vandaar-uit gaat het per omnibus, à 1 m. 50, het billet of per rijtuig met 2 paarden à 10 mark opwaarts, de bergen in - schenken zij geen aandacht. De beide malen dat wij Hahnenklee bezochten, hoorde ik slechts èène keer, eenige jaren geleden, hollandsch praten. Trouwens, laat ik niet jokken: ook dit jaar ontdekte ik in de Kurliste, drie hollandsche namen van reeds vertrokken bezoekers. En ik wil wedden dat zij niet voor het laatst deze dreven bezochten!
Ten slotte, afscheid nemende van het mooie Harzerbergland, wil ik nog wat vertellen uit het Thüringerland, en dat wel speciaal van het slot te Wilhelmshöhe, dat jaarlijks door de keizerlijke familie voor dagen en weken bezocht wordt, en tot de lievelingsverblijven van keizer en keizerin behoort.
Elk jaar, zoo tegen einde Juli, maakt het slot in het Habichtsbosch bizonder toilet om er de vorstelijke gasten te ontvangen, en elk jaar vermeerdert zich ook het aantal van touristen en bezoekers dat, op een reis door het allerliefelijkste, vriendelijke land van Thüringen, Cassel en Wilhemshöhe niet voorbij gaat.
Een eigenaardige nimbus omgeeft dan ook het oude slot. Het spreekt van vervlogen groote tijden, het draagt de sporen van verleden en heden, het getuigt van het opbloeien en afsterven van Vorstengeslachten.
Waar eens een gevangen Keizer over het vergankelijke van aardsche macht en wereldsche grootheid kon nadenken, daar toeft nu, telken jare, in vredig geluk met elkaar vereenigd, de kleinzoon van dien Keizer, die eenmaal aan het rijk van dien grooten gevangene een gevoeligen slag toebracht en het Duitsche Keizerrijk schiep. In de pronkkamers, waar vroeger de Hessische Vorsten een vroolijk bestaan voerden, waar Jerome, door de gunsten van den eersten Napoleon tot Koning verheven, lustig, losbandig er op los leefde, daar ontvouwt zich nu een Keizerlijke familie-idylle.
Het slot van Wilhelmshöhe strekt als bewijs, hoe vroeger de Vorsten der Kleinstaten van hunne macht gebruik maakten om niet alleen paleizen en prachtgebouwen opterichten, maar daarin tevens, behalve de noodige praal en pracht, kunstschatten bijeen te garen, die een blijvende waarde mochten behouden. Met behulp van kunstenaars, geleerden, architecten, werden musea, sloten, paleizen gebouwd, uit bosschen parken geschapen, die wij nu nog met vreugde bewonderen. Een gedeelte van het uitgestrekte Habichtsbosch werd, op bevel van den Landgraaf von Hessen, Karel, tot een verukkelijk boschachtig park aangelegd, dat zich steeds meer uitbreidde en dat langzamerhand zich ontwikkelde tot datgene, wat wij nu als een van de heerlijkste parken van Duitschland bewonderen.
Op een boschdichte hoogte ontstond, vele honderdtallen van jaren geleden, eenmaal een groot kasteel, dat gekroond werd door de forsche figuur van den farnesischen Hercules. Van dit alles is niets meer overgebleven dan het hoogtronende beeld, van Herculische kracht getuigend, en wanneer nu nog duizenden en duizenden bezoekers van Wilhelmshöhe, langs de zijtrappen afdalende, het ruischende, kabbelende water zich wild naar beneden zien storten, dan danken zij dit mooie cascade-schouwspel aan de luim van een Vorst, die dezen bouw in vroegere eeuwen liet tot stand brengen.
De Hessische vorsten hielden van mooie natuur-schouwspelen en van mooie gebouwen. Elk hunner schiep iets, liet iets na, wat de opvolger voortzette of ten einde bracht. Wat zijn voorvaderen begonnen hadden, zette ook Landgraaf Wilhelm IX voort. Híj is de eigenlijke schepper van het tegenwoordige slot Wilhelmshöhe, dat zijn naam draagt en door zijn bekoorlijke ligging een waar juweel is. Uit roode baksteenen is het opgetrokken met koepelvormige rotonde, en zijn vertrekken en zalen spreken van het grijze verleden en getuigen van het bloeiende heden.
In een groote Ahnengalerie zijn in nissen de beelden opgesteld van het geheele geslacht der Hessische Vorsten. In den tegenwoordigen tijd wordt die zaal door de jongste prinsen gebruikt, om er bij slecht weer, hun middagthee te gebruiken.
Aan de wanden ziet men veel stukken van den schilder Fischbein, die de lievelingsschilder van Landgraaf Wilhelm was. In de breede, hallenvormige vestibule vindt men ook twee interessante schilderijen van dezen meester, Koning Frederik I en Koningin Luise voorstellende.
Het slot heeft 300 vertrekken. In de eerste plaats interesseeren ons wel het meest die vertrekken, waaraan historische herinneringen zijn verbonden. Overal heerscht de Fransche stijl, overal ontdekken wij voort- | |
| |
brengselen van Fransche kunst, van Fransche industrie, dorés en bronzen die nog zoo prachtig zijn, alsof ze zooeven uit de werkplaatsen van den meester kwamen.
Dan meubelborduursels zoo heerlijk nog in kleur, zoo fijn en delicaat van uitvoering, kunstproducten, waarop de modernen trots mochten zijn die verzonnen en vervaardigd te hebben.
In een der zalen, die tot den linkervleugel van het slot behoort, waar vreemde vorsten hun intrek plegen te nemen, staat de schrijftafel van Koning Jerome, een tafel uit Amerikaansch berkenhout met reliefs van wit marmer versierd. De laatste bewoner dezer vertrekken was de tegenwoordige Koning van Engeland, toen hij nog Prins van Wales was.
De serie Napoleon-vertrekken worden nu door de Keizerin gebruikt. In het salon trekt een artistiek en smaakvol geborduurd vuùrscherm de aandacht; in de vroegere studeerkamer, die nu mede door de Keizerin in gebruik is genomen, staat de schrijftafel van Napoleon, waarvan het mahoniehouten vlak, trots zorgvuldig boenen en wrijven, nog steeds brandvlekjes vertoonen van sigarettenvonkjes. Aan den wand weer twee doeken van Fischbein, Rinaldo en Armida voorstellende. De Führer wist te vertellen dat de Franschen onder Jerome vele schilderstukken hebben meegenomen, maar dat zij daarentegen alle Fischbeins hadden versmaad!
In een kast, gevuld met kostbare Sévrekopjes en schotels, vazen, schalen, stond te midden daarvan een zilveren schrijfgarnituur, dat de stad Cassel 26 jaar geleden aan den tegenwoordigen Duitschen Keizer had vereerd, toen hij, als Prins Wilhelm, het gymnasium verliet.
In het voormalige slaapvertrek van Napoleon, dat nu der Keizerin is, is nu een leege nis, waarin vroeger het ledikant van den Franschen Keizer heeft gestaan en dat nu ergens anders wordt bewaard.
In de voorzaal, die naar de vertrekken van den Duitschen Keizer voert, hangen Hessische familieportretten, waaronder een merkwaardig doek, dat het heele huisgezin weergeeft van Landgraaf Morits, den geleerde. Het eigenaardige er van is, dat op een vrijgelaten stuk linnen, telkens het jongste kind werd bijgeschilderd. Toch maakt het geheel, wat kleur en compositie betreft, geen ongunstigen indruk.
In de vroegere bibliotheek laat de keizer zich nu de verschillende voordrachten houden door zijne ministers; de vele boekenkasten zijn van lateren datum, maar passen geheel in den stijl, evenzoo de vleugel die in de ontvangzaal te vinden is. Die ontvangzaal maakt een feestelijken indruk waartoe de vele marmer-beelden bijdragen. Heel sober daarentegen is de billardkamer met haar hoogst eenvoudig billard, zooals men ze in betere hotels aantreft.
Overal ziet men herinneringen aan het verleden, overal beelden van vervlogene en van opbloeiende grootheid, die heenreiken tot het tegenwoordige. Dat is het, wat slot Wilhelmeshöhe zijn bizondere charme en historische eigenaardigheid verleent, zooals maar aan weinige sloten in Duitschland. Het prikkelt tevens onze belangstelling, omdat al die pronkkamers ons zooveel van die menschelijke lotgevallen weten te vertellen, waarvan noch de minsten, noch de machtigsten, noch de hoogstgestelden dezer wrereld gespaard blijven.
Zijwaarts van het slot, verscholen tusschen hoog, zwaar geboomte, ligt de oude burcht Löwenburg, in basaltsteen gebouwd, waarvan men nu nog, steeds haar vervallen staat, de mooie lijnen kan bewonderen. Het staat in sterk contrast met het slot Wilhemshöhe, dat, ongeveer terzelfder tijd ontstaan, geheel volgens Franschen smaak, in Franschen stijl werd ingericht, terwijl de Löwenburg zoowel van binnen als van buiten een stuk onvervalschte middeleeuw te aanschouwen geeft. Met zijn binnenhof, waarin een eerwaardige breedgetakte lindenboom bloeit, met zijn salon vol harnassen, wapenrustingen, zijn lage vertrekken, waarin opgehoopt kostbare antiquiteiten liggen o.a. heerlijke oud -Fransche Cleopatra gobelins, bewerkte fauteuils en geborduurde beddespreien, afkomstig van de aristocratische vingers der Hessische landgravinnen en edelvrouwen, is de burcht een groote bezienswaardigheid. Het verplaatst ons weer volkomen terug in de romantische tijden der Ridders.
Wie naar Thüringen reist, verzuime niet slot Wilhemshöhe te bezoeken, en van zijn mooie parkomgeving, zijn kunstig aangelegde lanen en wegen, zijn smaragdgroene weiden, de Thüringsche ‘matten,’ zijn zilverglanzende meren, waarop witblanke zwanen statig zeilen, te genieten.
LIANE VAN OOSTERZEE.
Hahnenklee, 21 Aug.
|
|