eerlijk, tracht met opoffering van eigen verlangens zijn plicht te doen, iemand uit één stuk van het begin tot het einde.
- Maar tegen hem over staat nu plotseling het kind van een nieuwen tijd, Gabriele, de toekomstige vrouw van zijn zoon; Gabriele, die met zich brengt 'n nieuwe levensopvatting, 'n gansch anderen gedachtengang, die hoegenaamd niet wordt geïmponeerd door de onfeilbaarheids-manieren en het uit de hoogte optreden van den in zijn eigen huis steeds als paus vereerden ‘pastor’; met het gevolg dat deze, door zóó iets ongedachts, zich weldra uit zijn evenwicht voelt gebracht.
Het is in één woord de strijd tusschen het oude en het nieuwe, die, in 'n sober-aangrijpend geteekende botsing, hier wordt afgespeeld. - En daartusschen in staat de schipperaar Johannes, die zijn meisje, ginds in de hoofdstad, waar hij zich vrijer en onafhankelijker voelde van den vader dan hier, heeft betooverd en op 'n dwaalspoor gebracht, door halve beloften en dubbelzinnige toestemmingen in hare levensplannen, zoodat zij gelóóft dat hij 't in den grond met haar ééns is; terwijl hij thans, tegen den muur gedrukt door den recht door zee vader, zich hoe langer hoe meer verwart en vastpraat in zijn eigen halfheid; totdat Gabriele inziet hare vergissing in hem, hier in zijn eigen omgeving ziet zijn waren aard, zijn echte liefde, zich van hem losrukt dan in 'n vooruitzien van de ontgoocheling die haar zou wachten in een huwelijk, heengaat alléén, voor altijd.
- Het is waarlijk geenzins, omdat ik 't zoo ééns zou zijn met het pleidooi vóór het nieuwe tegen het oude, in Schnee geleverd, dat ik zulk een bewonderaar mij toon van dit meesterstukje van Kielland. Het is omdat het pleidooi-zelf, hoe men ook denken moge over den inhoud, zoo prachtig-aangrijpend is uitgewerkt, zoo levenswáár! - Ieder die 'n jong, denkend wezen is geweest, en 'n kind van zijn tijd, (de meeste menschen echter denken nooit, jong noch oud), heeft gevoeld als Gabriele, waar hij stond te midden der vooroordeelen, der starre bekrompenheid, der zich onfeilbaar-achtende behoudendheid, van de onder Schnee begraven wereld der conventie, die geen medegevoel heeft vóór, geen begrip van hetgeen er omgaat in 'n tot nieuw leven ontwakende, vrije menschenziel, welke zich zou willen losrukken van leugen en sleur en schijngeloof, om zichzelf uit te leven in blijde oprechtheid en waarheids-aanbidding!
Kielland heeft zoo meesterlijk de kunst verstaan, met 'n kernachtige soberheid, die zijn boek maakt tot 'n juweeltje van stijl en van vorm, te schilderen die geestdoodende, eigengerechtige, bekrompen atmospheer van den ‘Pastor’, in wiens muf riekend huis Gabriele's komen is als 'n verfrisschende lente-wind, uit reiner, lichter luchten. En misschien is wel het allermooiste stukje in deze sublieme teekening, die van Frau Pastor, in wie al wat haar man heeft doen verstikken door zijn tyrannische ‘Uberlegenheit’ van zóóvele huwelijksjaren, als nog éénmaal ontwaakt en herleeft door den onafhankelijken toon van Gabriele, waaruit haar klinkt als 'n galm uit ver verleden, 'n herinnering aan wat zij óók ééns was, had kunnen zijn indien...
‘Frau Jürges hatte Gabriele's Ring unter der Lampe hervorgesucht, sie blieb jetzt während des Auskleidens stehen, und betrachtete ihn lange...
Wie sie so dastand, dämmerte es undeutlich vor ihr auf, dasz das was sie heute erlebt hatte wie ein Spiegelbild war, ein kurzer Schimmer von etwas, das tief drinnen in ihrem eignen Innern lag... verkrüppelt und verkümmert.
Sie betrachtete diesen verschmähten Ring, und sie betrachtete ihren eignen, der dünn und abgenützt ihr lose auf den blassen Finger sass, - ein einzelner Ring, aber einer langen, langen Kette angehörend,.. - Und sie vermochte sich nicht einer bösen Empfinding zu erwehren, als sie ihn fortlegte... diesen neuen, ungebrauchten Ring, der verschmäht worden war.
Und doch... und doch... wer hatte Recht? - Welcher dieser beiden Ringe hatte Recht?’
Arbeiter is een in zijn soort veel verschrikkelijker openbaring van de holheid en de ledigheid der ‘eer’- en plichtsbegrippen in de groote wereld! ‘Zondigen’ in het openbaar, dat wordt gestraft, maar op de afschuwelijkste wijze in 't geniep de gemeenste vuiligheidjes bedrijven, dat mag; daarbij kan je blijven behooren tot de allerhoogsten en allerfatsoenlijksten in den lande! Kielland heeft dit scherp belijnd tegen elkaar over gesteld. Wel zelden heb ik iets gelezen zóó vernietigend wáár, als de teekening van minister Bennechen, mitsgaders zijn deugdzame vrouw, die, omdat hun zoons naar hun zin veel te in 't oog loopend werk maken van de mooie boerendeern Christine, haar, door hun toedoen, laten koppelen aan den walgelijken ouden concierge in hun huis: Anders; - al weten ze ook