koste van anderen - van dien, zal wat hij nog heeft, ontnomen worden.
Wie zijn geld verliest, derft zijn vrijheid en werpt zich in ondragelijke zorgen. Verliest door eigen schuld.
Waardeer wat gij aan geld bezit.
Tracht door arbeid en noeste vlijt stoffelijk vooruit te komen in de wereld, ten bate van u zelf, de uwen en van vele anderen. Wie van het zijne niet kan meedeelen, is een verachtelijke vrek en gevoelt niets van zijn verplichting jegens anderen, noch van zijn verantwoordelijkheid jegens de gemeenschap. Hij wil alleen ontvangen, maar niet geven.
Eerlijk verdiend geld - de arbeider is zijn loon waard - schenkt een gevoel van voldoening en stemt blij en dankbaar.
Woeker met uw geld, maar op een wijze die ge voor u zelf, ja voor allen kunt verantwoorden, doch vergeet nimmer: elk bezit legt een verplichting op.
Men kan voor geld veel koopen, maar evenzeer veel verkoopen: zijn goeden naam, zijn invloed, de achting die men geniet, het vertrouwen dat men ondervindt, de eerbied voor zich zelf, zijn rust, zijn vrede, zijn goed geweten, zijn onbezoedeld karakter en dan is men met al zijn bezittingen toch doodarm. Er zijn rijke armen en arme rijken. De eersten beklage, de laatsten benijde men, want deze zijn en voelen zich gelukkig.
Men begrijpe dat veel voor geld niet verkrijgbaar is.
Het kapitaal heeft veel uitnemends tot stand gebracht en zal voortgaan weldaden uit te storten over de wereld. Een domoor, een verblinde die het kapitaal vervloekt, hoezeer opeenhooping te betreuren is, doch men opent niet alle poorten met zilveren en gouden sleutels.
Wie het ‘onschuldige oog’, waarvan een dichter sprak, eenmaal heeft verloren, bekomt het voor alle goud der aarde niet meer terug. De eer is als gebarsten porselein. Er helpt geen krammen aan.
De eens stuk gebroken vaas, hoe kunstig ook gelijmd, krijgt nooit meer die kleur en waas, welke zij voorheen bezat.
Er is nergens een magazijn, waar gemoedsrust te koop is. Als het berouw en schaamtegevoel eenmaal gaan werken, als het beter-ik weer gaat spreken, kan men het geweten wel goud en zilver aanbieden, maar zwijgen doet het dit niet.
Ook kennis is niet te koop. Ge kunt den besten en duursten leermeester kiezen, maar voor u leeren, kan hij niet. Kennis is alleen te verwerven door eigen inspanning, geduld en volharding.
Eer, gewetensrust, kennis... niet voor geld te koop.
Evenmin achting, vertrouwen, eerbied, liefde. Men kan u - omdat ge strooit met geld en mooi woont en verre reizen doet en prachtig gekleed gaat, wel naar de oogen zien, vleien en naar den mond praten, ja voor u kruipen... heel onderdanig, maar dit alles doet men niet om u, maar uw geld. Wie weet of men er niet eens van profiteeren kan!
Voor geld dus te koop: levensbehoeften en onafhankelijkheid van de menschen - voor geld niet te koop: eer, gemoedsrust, kennis, liefde, een onergerlijk geweten.
Geld, het middel om te leven, de taak uit te breiden, wél te doen en buiten stoffelijke verplichtingen te blijven van anderen, - geld onmachtig om terug te geven: verloren eer, verloren onschuld, verloren tijd, verloren goeden naam.
Wie speelt met zijn geld, als een kind met zijn pop, is niet meer dan dit kind.
Wie bezit oneerlijk verworven geld, dien brande het eenmaal in de handen.
Wie voor geld zedelijke schatten veil heeft, is een deerniswaardig en diep te beklagen wezen.
Wie anderer geld er doorbrengt en hèn arm doet worden, die hebben vertrouwd in medemenschen doch dit vertrouwen beschaamt, toont diep gevallen te zijn en rusteloos zal diens verder leven zijn. Zijn last wordt ondragelijk.
Te willen bezitten wat niet voor geld gekocht kan worden, omdat het zedelijke goederen betreft, te willen nalaten als erfenis wat nooit voor goud of zilver is te verkrijgen, te willen hebben om te schenken, ziedaar een ideaal, voortdurende inspanning aller krachten waard.
De dans om het ‘gouden kalf’ is in de mode. Arm wie de slaven dezer mode worden. Zij zullen er zoo duur boeten. Nooit kan eens menschen beteekenis afhangen van wat hij bezit, eenig en alleen van wat hij is.
In onzen tijd van klatergoud en vernis, van groot willen schijnen en van grootdoenerij, in onze dagen waarin zoovelen worden meegesleept door wat blinkt en schittert en verblindt en waarin het zoo moeilijk is zijn weg te gaan in eenvoud en bescheiden-