schillen, verzorgen de talrijke filialen van het noodige, terwijl wit en blauw geschilderde wagens den geheelen dag de stad afrennen om de kelders van het noodige ijs te voorzien. Aschinger breidt zich steeds meer uit; het kapitaal der maatschappij moet drie en een half millioen mark bedragen en wie hiervan aandeelen bezit, behoeft voor het bankroetgaan der maatschappij voorloopig niet te vreezen. Toch zijn er een paar zwartkijkers opgedaagd, die kwaad begonnen te vertellen van de groote onderneming. En dat naar aanleiding, dat de Directie der Maatschappij op twee mooie drukke gedeelten der stad: Leipziger Platz en Bellevuestrasze, complexen van oude huizen kocht en op die terreinen hotels liet bouwen.
Dat wekte minstens verwondering, zoo niet achterdocht, daar de groote winsten, waarop de Directie vast scheen te rekenen, in veler oogen nog gansch niet zeker was. Zóó ronduit werd dat wantrouwen tegenover de Maatschappij zelfs geuit, dat zij zich verplicht achtte het in de couranten openlijk tegen te spreken. Gerustgesteld schijnen de aandeelhouders nu wel eenigszins, maar wanneer men hoort gewagen van de sommen, die voor die grondstukken werden uitgegeven, van de sommen, die die moderne hotel-paleizen, verbonden met cafés en restauraties, door bouw en geraffineerde inrichting, verslinden: men noemt zoo maar even tientallen van millioenen - ja, dan is het te rechtvaardigen dat men in deze tijden van broeikas-snelle ‘Werden und Vergehen’, van voorbeeldeloosspoedig winnen en verliezen, eenigszins huiverig wordt voor het solide behoud van zijn geldje. Al staat het ook te verwachten, zònder twijfel te verwachten, dat de speculaties in den loop der jaren groote winsten zullen afwerpen. Daarvoor garandeert reeds de uitgezochte ligging der twee gebouwen en de naam van Aschinger.
Aan nieuwe, in aanbouw zijnde gebouwen, mankeert het op 't oogenblik niet te Berlijn. Behalve deze Aschinger-paleizen, wacht ons in het najaar de inwijding van een nieuw tooneelhuis op de Nollendorfplatz, het ‘Kronprinzentheater’, waarvoor reeds overgroote belangstelling heerscht, dan een monumentaal ‘Warenhaus’ op de Witten bergplatz, dat het genre van Wertheim zal voortplanten: een Berlijnsche bezienswaardigheid dus worden zal, dan een klein-bonbonnière ‘Intimes Theater’ geheeten, dat Max Reinhardt vlak bij zijn Deutsches Theater laat bouwen en dat zijn naam met eere moet dragen, aangezien het slechts één zaal zal bevatten voor 290 fauteuils à 20 mark de plaats, behalve nog een nieuw ‘Schiller-Theater’ te Charlottenburg, dat gedacht is als Volkstheater.
Voorzeker, al dit zijn duidelijke bewijzen dat de Duitsche metropool niet aan uitrusten denkt, maar zich integendeel met kolossale bewegingen uitrekt en uitstrekt, en steeds ijveriger het doel vervolgt: te wedijveren met de wereldreputatie van Parijs en London.
Intusschen is de 300ste geboortedag van Rembrandt alom en allerwege herdacht en gevierd en werd hij ook hier als het onsterfelijke genie, dat aan de geheele wereld toebehoort, op eervolle wijze gehuldigd. Alle couranten, tijdschriften, brochures, brachten toepasselijke en interessante opstellen en copieën zijner werken, geen boekhandelaar of voor zijn venster prijkten beeld of plaat van Rembrandt; het ‘Kupferstich’kabinet organiseerde een drukbezochte tentoonstelling zijner teekeningen, en de Koninklijke Hochschule van muziek hield een feestelijke zitting ter zijner eere, waarbij Professor Karl Köpping, de overbekende etser der Rembrandtsche stukken, een hoogst belangwekkende speech uitsprak vol warme en innige vereering voor den grooten meester, wiens onvergankelijke penseelstreken ook nù nog in volle jeugd, schoonheid en frischheid straalden.
In de ateliers van verschillende Berlijnsche beeldhouwers wordt er weer eens druk gewerkt en gebeiteld om Keizerlijke opdrachten ten uitvoer te brengen, 't Betreft de standbeelden van enkele onzer geliefde Oranje-vorsten. Ja, onze Oranjeprinsen worden te Berlijn verwacht! Nu al de Keizerlijke Hohenzollernvoorvaderen reeds in steen gebeiteld staan in de Siegesallee, nu wordt er onderzoekend uitgekeken naar min of meer illustre zijtakken.... Bij het ‘stamverwante’ Holland werd den aanvang gemaakt. En biedt het roemrijke Oranje-huis hier niet een verrassende aanleiding om nog eens duidelijk die verwantschap nà te voelen en op te frisschen? Die heerlijke Oranje-lijn, wien blinkt die niet begeerlijk in de oogen? Wie verlangt niet, tusschen heggen van laurier, den Oranjeboom te planten? De Keizer heeft een zwak voor onze Hollandsche vorsten, voor onze Hollandsche muziek, in een woord: voor ons Holland. Zoo zegt men beslist. En 't begon reeds met het Wilhelmus van Nassauen, ons prachtig volkslied, dat hier inheemsch is geworden en dat een der lievelingsnummers van den vorst moet zijn. Waar dit volkslied tot in het Paleis is doorgedrongen, aldaar bij elke plechtige gelegenheid verklankt wordt, daar kon 't ook geen wonder nemen, dat de voorvaderen eveneens werden verzocht hun opwachting te komen maken.
Aan vijf beeldhouwers deelde de Keizer zijn opdrachten uit. Martin Wolff, die zich zeer in den gunst des Keizers mag verheugen, werd uitgekozen om Prins Maurits te scheppen: die hier zoo wat als de grootste der Oranjevorsten staat aangeschreven, ten-