De Hollandsche Lelie. Jaargang 20(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Herinnering. Zooals de zon op kouden winterdag Door 't grijs der wolken plotseling komt kijken, En 't witte, hardgevroren winterkleed In fijne druppels voor haar gloed doet wijken, Zoo komt herin'ring aan den zomertijd Soms plots met zacht geweld mijn hart doorstroomen, En duwt terzij de koude werk'lijkheid, En vult mijn ziel met zoete herin'ringsdroomen. En boomen, bloemen zie ik om mij heen, Ik voel de warme wind mij zoetjes streelen, Omhoog ruischt zacht het statig boomenlied, En heel, heel verre hoor 'k een merel kweelen. De wind vangt in zijn vleugels zoete geuren Van boschviolen en van wilde roos, En witte vlinders zoeken 't schoonste bloempje Van kleur en geur, voor zoet geminnekoos. Een zonnestraal valt neer, in rustig pogen Breekt hij een weg door 't waas, dat is geweven Van boom tot boom; - een diepe stilte heerscht, Verbroken soms door 't ritslend blader beven... - O zon, en warmte en weelde van den zomer! Weêr klopt mijn hart, weêr voel 'k uw heerlijkheid, Genietend in een rustig overdenken, Soms schooner, dieper, dan de werk'lijkheid. Kom! barre winter, schrei uw ijzeltranen! Laat sterven al de bloemen, toon uw macht, En schudt de boomen onder hoonend lachen, En breek de takken met uw woeste kracht. Herin'ring komt met stille troost en hope, Zij heeft de zomerwarmte en zon bewaard, En Toekomst fluistert zacht van duizend kiemen, Voor 't nieuwe leven, sluim'rend onder d' aard. - N.J. Vorige Volgende