en agiteerend; terwijl het op het vaste land natuurlijk 'n hoogst gemakkelijke methode is de koffers als passagiers-goed te doen vervoeren. Als je maar goed betalen wilt, - want dat loopt aardig op door het groote gewicht van zware koffers, - dan houdt je op die manier alles bij je, zonder eenige andere moeite dan het ‘aangeven’ bij 't vertrek naar de plaats van bestemming. -
Zoo hebben beide methoden hun goede en hun schaduw-zijde. Maar in elk geval blijft er niets anders over, dan zich naar die te schikken waarmede men nu eenmaal te maken heeft. Een Schot van mijn kennis zag dat niet in, bleef koppig volhouden, dat zijn goed zou wegraken in Duitschland als hij er niet zelf een oogje op hield. Met het natuurlijk gevolg, dat het juist toen wegraakte, omdat de sjouwers, niet bekend met de Engelsche manier, hem volstrekt niet begrepen. - Na dien tijd schimpte hij steeds op het onpractische van de vasteland-inrichting op dat punt, begreep niet dat zijn eigen koppigheid de schuld was van zijn tegenspoed. -
Men moet zich een klein beetje weten te schikken naar de omstandigheden. Er zijn menschen, die, als ze gewoon zijn om zes uur te eten, zich volstrekt niet kunnen of willen voegen naar het duitsche Een-uur-mittag-essen, voor wien het fransche déjeuner van 11 uur, of het ‘late dinner’ van de Engelschen een gruwel blijft, alleen omdat zij-zelf nu eenmaal om acht uur ontbijten met brood en kaas en 'n ei, om twaalf uur 'n broodje met vleesch en 'n kopje koffie, hoogstens een opgewarmd schoteltje gebruiken, en om zes uur dineeren met vleesch, groente, aardappelen en ‘wat toe.’ - Zulke menschen willen die eigen gewoonten met koppigheid doorzetten in den vreemde, bestellen in 'n restaurant koffie met 'n broodje, op 'n tijd waarop niemand anders het doet, zijn kwaad als de kellners hen dan uitlachen, niet ingaan op hun wenschen. - Dan wandelen ze dientengevolge rond, op de uren waarop 'n ander eet, met 'n onbegrepen, verongelijkt gezicht, vinden alles even ongezellig, en onplezierig,... geven zich er geen rekenschap van hoe hun eigen halsstarrigheid den toestand ongezellig en onplezierig máákt.
Ik voor mij ben dikwijls volstrekt geen liefhebster van de inheemsche keuken. Olie en knofflook, waarmede men in Zuid-Frankrijk, Italië en Spanje zoo graag alles toebereidt, zijn niet naar mijn smaak, zoo min als de Berlijnsche visch in bier, of de Silezische eigenaardigheid van vruchten-soepen. Maar aan zulke dingen kan men gemakkelijk ontvluchten. In groote hotels wordt de internationale fransche keuken gegeven; in kleinere is altijd wel iets, de een of andere schotel van vleesch of van eieren, waarmee men zich kan behelpen zonder honger te lijden. En voor de rest zijn overal bakkerijen en boter- en melkhandels, waar wij in zoo'n geval onze inkoopen doen, en ons, hetzij buiten bij ons kopje thee, hetzij op onze kamer, behoorlijk schadeloos-stellen. Hollandsche, speciaal Edammer kaas, is in de meeste grootere steden per pond te krijgen in delicatesse-wìnkels. En, wie wat voedzamers noodig heeft, die behoeft het toch ook niet moeilijk te vallen zich een versch ei te koopen, en te koken met 'n klein spiritus-toestel, - op reis 'n onmisbaar artikel, m.i.
Dat is me allemaal te lastig, - zeggen echter juist die menschen, die op de bovenbeschreven wijze over alles mopperen, klagen, zichzelf 't leven onaangenaam maken. Ja natuurlijk. Als men alles te lastig vindt, moet men ook al weer liever thuis blijven, en gaan zitten slapen en suffen. 't Genot van reizen brengt mee zijn kleine moeiten en ongemakken; met 'n beetje goeden wil, een beetje overleg, een beetje nadenken, zijn die te overwinnen. Maar, 't spreekt van zelf, die zijn er bij noodig. En wie daartegen niet opziet, die heeft de satisfactie dat hij zich overal, wáár ook, even behagelijk kan voelen als thuis. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
(Wordt vervolgd).