Correspondentie van de redactie met de abonnés
De redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
J.C.M. te H, - De uitslag van den prijsvraag wordt te zijner tijd bekend gemaakt. Alles heeft zijn bepaalden tijd; ook dit.
G. - Vriendelijk dank voor Uw hier in Interlaken door mij gevonden briefkaart en goede wenschen. Ik stel die attentie zeer op prijs; wensch U tevens hartelijk geluk met de verplaatsing, want die verandering van woonplaats zal toch wel naar Uw zin zijn, denk ik? Mijnheer Uw vader woont immers ook in Uw nieuw bestemmings-oord? Dat zal toch een heerlijke gezelligheid zijn! -
Regina. - Zooals gij ziet, heb ik Uw stukje geplaatst, maar, als gij weer iets zendt van dien aard, wees dan zoo goed het voluit te onderteekenen. Waar het zulke persoonlijke questies geldt, is dat beter. Vooral ook, omdat mevr: B. de la F. tot wie gij U hebt gericht, zelve ook onderteekend heeft met haar eigen naam.
- Dat geloof, wezenlijk geloof tenminste, gelukkig maakt, geloof ik gaarne. Ik heb het meermalen gezien in mijn naaste omgeving. En ik kan het ook volkomen begrijpen, want alleen het vaste, geloof in een Rechtvaardig God en in een hiernamaals bij Hem gelukkig worden, kan je heenhelpen over de onrechtvaardigheden, ellenden, en wisselvalligheden van dit zoo kort durende aardsche leven. -
Mevr: A.B.-K. - Zooals U ziet, maken we 't allemaal best, zijn weer in Zwitserland. - Ja, dat kan ik me zoo door en door begrijpen, dat U het een genot vindt, alles voor Uw kinderen zelve te doen. Want zelfs voor onze honden en vogels vind ik dat een genot, omdat ik van hen houd. - De menschen zeggen zoo dikwijls, als ik die allen mede op reis neem: Hemel, wat een last! Zie je daar nu niet vreeselijk tegen op!?
- Begrijpen niet, dat het geen ‘last’ is, maar een genot, als je een dier liefhebt het te verzorgen, het te koesteren, het een warm nestje te schikken naast je. - Hoeveel te meer dan niet, waar het je kinderen geldt! - Ik ben vast overtuigd dat zij, die zoo weinig begrijpen, dat je de zorg voor 'n hond geen last vindt, even weinig begrijpen kunnen de liefde voor 'n kind. Al redeneeren ze er misschien nog zoo mooi en zoo stichtelijk over, - zooals ik dikwijls genoeg 't hoor doen, met het bekende: Ja maar 'n hond is geen kind - ik geloof niet dat zulke egoisten werkelijk goed zijn voor hunne kinderen. Ik geloof, dat ze, evenzeer als ze opzien tegen den ‘last’ van 'n hond, óók opzien tegen dien van 'n kind, er meiden en juffrouwen voor houden om het te verzorgen, er den ‘last’ van te hebben. - Wie wezenlijk begrijpt het ‘genot’ van iets, dat van je afhankelijk is en je liefheeft, te verzorgen en bij je te hebben, die begrijpt dat voor de dierenwereld zoo goed als voor die der menschen. -
J.B.N. te S. - Dank voor Uw sympathie met het Telegraaf-artikel over ‘De Uiterste Dag’. Het boekje trof mij zeer door de magnifique schildering van het sterven. Ik ben het geheel met U eens, wat het m.i. onverantwoordelijke betreft, van den zieken maar steeds wat voor te liegen en wijs te maken. - Ik voor mij vind, dat de dokter de omgeving moet waarschuwen, de volle waarheid moet zeggen. De omgeving moet dan beoordeelen, wat de patient al of niet kan en mag weten. Persoonlijk zou ik een verbergen der waarheid zeer euvel duiden. Ik vind er, behalve al het andere, ook iets kinderachtigs in, dat een volwassen man of vrouw hang is de waarheid te weten, verstoppertje speelt ermee.
Het is zonder twijfel een moeilijk en gewaagd ding tegen iemand te zeggen: gij gaat sterven. Maar toch bewijst de R.K. Kerk, met hare instelling van de laatste Sacramenten, dat zoo iets zeer goed mogelijk is zonder den patient te schaden. Meermalen leest men in de memoires uit den tijd van Lodewijk XV over het toedienen der laatste Sacramenten aan zeer weinig tot sterven voorbereide hooggeplaatste personen, zonder dat dit ooit hun toestand verergerde, integendeel wèl dikwijls verbeterde. De duchesse de Berry, dochter van den regent, wier zedeloos en roekeloos leven eindigde in een ontijdigen dood op 22-jarigen leeftijd, ontving de laatste Sacramenten zeker alles behalve stervens-voorbereid. Toch ontstelde zij niet, toen men haar van die noodzakelijkheid sprak, werd integendeel gansch anders gestemd, ontving ze zonder eenig teeken van schrik of vrees, begreep dat ze moest, afrekenen met haar wuft bestaan, en zich gereedmaken voor haar Rechter te verschijnen. Lodewijk XV, wiens onzinnige vrees voor den dood overbekend is uit alle geschiedboeken en memoires over hem, geraakte in Metz, - ik meen in 1744 - aan den rand van het graf, zóó dat de Koningin en de Dauphin met zijn gouverneur uit Parijs werden opontboden. Zoo weinig twijfelde men aan zijn dood, dat de gouverneur, le duc de Bouillon, den jongen Kroon-