gesproken, maar lieten dikwijls niets blijvends achter.
Wij luisterden alleen met het oor.
Zoo gaan aan ons voorbij, ons nauwelijks aanrakend, woorden van schrijvers en zangers en redenaars, woorden van levenden en van dooden ook.
Leer te hooren, maar vooral: leer te verstaan, in u op te nemen om het vernomene te verwerken, te laten doorwerken. Leer te luisteren met de ziel.
Het gemoed zij daartoe ontvankelijk, het hart geopend, ons binnenste ontsloten.
Het kan een ander toeschijnen dat woorden langs ons heengaan, terwijl zij juist diep in ons doordringen, even goed als iemand kan meenen, dat geen woord voor ons verloren gaat, terwijl zij niet den weg vinden naar ons innerlijk.
Schijn bedriegt vaak! Een onderwijzer weet hiervan mee te spreken, ja wie niet?
Ach ons voorbarig, ongegrond oordeelen en veroordeelen, ons toejuichen en laken zonder voldoenden grond!
Om met de ziel te luisteren, moeten we kunnen zwijgen.
Dit is voor velen al een moeielijke kunst. Zwijgen; stil, diep, eerbiedig.
Heerlijk zwijgen en rustig samenzijn, ver van 's werelds bont gewoel.
Zwijgen in het vertrouwelijk meedeelen en luisteren in zoo geëigende schemeruurtjes. 't Hart stort zich uit en... men luistert slechts.
Er zij tijd om te kunnen zwijgen en tijd schiete er over tot luisteren met het heele hart!
O dat drukke gepraat, dat drukke gedoe, o dat van alles om handen hebben.
Jammer dat wij het tegenwoordig allen ‘zoo verbazend druk’ hebben.
Wordt er zooveel meer gedaan, gewrocht? Zijn er minder ledige levens? Denken wij niet te weinig? Voor overdenken en indenken schijnt zoo zelden tijd over te schieten. Dit is innig-droevig.
Wat baat dit en wat baat dat, als onze ziel schade lijdt?
Vredige oogenblikjes, u kan niet één missen!
Eens alleén zijn! Welk een zegen!
‘'t Wordt dan zoo heerlijk stil in mij,
en mijn gedachten kunnen dan vrij
luisteren naar mooie en goede dingen,
die mijn herinnering hen voor wil zingen.
Het wordt dan om mij heen zoo stil,
en m'n ziel, die zoo gretig luisteren wil,
heeft zich diep en eerbiediglijk neergebogen.’
Tot wie luistert met de ziel, dringen van alomme stemmen door, welke anders niet vernomen zouden worden.
Tot die spreekt heel de natuur te morgen en te avond, bij zonneschijn en storm, in vollen zomertijd en in haar winterkleed, 't zij de lente haar intocht houdt of herfstvlagen het gure jaargetij inluiden.
Tot dien spreken bosch en zee, de bloem en de akker.
Alles heeft zijn sprake. Open het hart en vang de stemmen op. Daal af in de diepte, zie om u heen, zie omhoog en... zwijg!
Tot dien dringt door de taal der kunst.
Nu gaat een schilderij tot u spreken en de gedachten vermenigvuldigen zich.
De ‘taal zonder woorden’ ontroert en treft u. Zij onttrekt u aan de dagelijksche dingen van het voor velen vaak zoo alledaagsche sleurleven. Zij voert u omhoog en ge verneemt stemmen uit een onzichtbare, maar daarom niet minder wezenlijke wereld. Zij wekt een juichtoon en doet tranen schreien en hartstochten roept zij tot openbaring.
Het lied blijft natrillen, al zijn alle woorden vergeten.
Tot dien spreekt de wetenschap van welken, eenheid, orde, samenhang, doeleinden.
Voor dien herleeft het verleden. Herinneringen doemen op. Beelden van lang vervlogen tijden keeren terug. De eeuwen die achter liggen, gaan als 't ware weer op nieuw leven. Dan geen sprake van ‘vergeten hetgeen achter is.’
Tot dien spreekt de menschenwereld. Hij verneemt - verscholen, soms hiel diep - niet slechts woorden, kreten, zuchten, maar hij hoort daarin jubel en klaagzang, hope en vreeze, vertrouwen en twijfel, haat en liefde. Hij hoort zuchten om recht, om vrijheid, om menschelijkheid, zuchten naar geluk, verlangen naar... God.
Luistert met de ziel!
Nu hebben de levenden u iets te zeggen.
De dooden zijn voor u niet dood, want in herinneringen, in woorden blijven zij voortleven in uw hart.
Wat dankt menigeen niet aan der gestorvenen sprake, als hij haar beluistert in stille eenzaamheid! Ja waarlijk: heengegaan maar toch gebleven. Ze zijn overal waar wij ons bevinden, zoo wij hen liefhadden.
Luister met de ziel, en die brief van uw ouders, uw kind, uw vriend of vriendin, dat portret, dat meubelstuk, dat eenvoudige voorwerp in uw huiskamer - voor anderen waardelooze dingen - hebben voor u blijvende