is bijgezet; de veearts verklaarde dat de trouwe hond erg had geleden, en dol had kunnen worden van verdriet.’
- Heerlijk dat die correspondentie van U zijn nut heeft. En dat U daaraan zich zoo belangeloos wijden wilt. - The heir of Redclyffe is in mijn meisjes-jaren mijn lijfboek geweest, kan ik wel zeggen. De hedendaagsche jonge meisjes hebben 'n méér bedorven smaak; die lezen liever Kamertjes-zonde en schauwe ‘reinheids’-boekjes. -
Nogmaals hartelijk dank voor Uw welkom en sympathiek schrijven. Hartelijk gegroet.
Jeannette. - Zie, lieve mevrouw, daarop ben ik nu trotsch, dat Uw honden 't aan mijn uitvoerige inlichtingen hebben te danken, dat U hen alle vier meeneemt naar Europa, inplaats van twee hunner achter te laten. Het is juist zooals U zegt, met vier kinderen reizen heeft misschien nog veel méér bezwaren, en toch komt men met wat goeden wil ook daar wel doorheen. Ik kan U niet zeggen hoe gelukkig mij Uw briefje maakte èn voor Uw vier hondenzelf én omdat het zoo heerlijk is, bij al de egoiste en op het punt dieren zoo wreed-ongevoelige menschen, ook hier en daar uitzonderingen aan te treffen, die toonen dat ze 't hart op de rechte plaats hebben en hondentrouw begrijpen. (Zie corr. in dit nommer aan Monica.)
C.G. Het is U misschien niet aangenaam, dat ik nader inga op het onderwerp. Laat mij U daarom alleen zeggen hoe innig ik met U meegevoel. Zoo iets is zoo vreeselijk, dat elk antwoord overbodig wordt. Men moet het met zichzelf uit-maken. Met U vind ik de gedachten aan, de hóóp op 'n andere wereld na deze, het éénige wat eigenlijk kan helpen dit leven als niet geheel waardeloos te beschouwen.
- Ik dank U, dat gij niet hebt getwijfeld aan mijn belangstelling; inderdaad, met zulke dingen leef ik mee, ook al ken ik mijn correspondenten niet persoonlijk.
Drenthina. - Hoe aardig, een briefje te ontvangen met een naam eronder, dien ik me wèl herinner uit, mijn geboorteplaats. Alleen, er waren vele familieën met Uw ‘van’, zoodat ik niet weet wie gij zijt. - Het doet mij genoegen dat gij er dan toch maar toe gekomen zijt mij eens te schrijven. Want, al zijt gij het ook eens met anderen die hetzelfde mij hebben gezegd, dat behoeft U toch niet te weerhouden mij ook Uw instemming mee te deelen. Het is mij nooit te veel brieven te ontvangen of te beantwoorden. - Het woordje ‘appeljood’ heeft meer aanstoot gegeven dan de schrijfster van dat stukje kon vermoeden. Gaarne neem ik nota van Uw verklaring, dat het ook U hinderde.
Ik hoop nu maar, dat gij U een volgenden keer niet zult laten terughouden over andere onderwerpen te schrijven, als gij daartoe lust gevoelt. Doe het gerust. - Dat mijn boekbeschouwing over dat vuile Geertje-product van de Meester U naar den zin was, doet mij genoegen, omdat het de zooveelste verklaring is van dien aard die ik ontving: en hoe méér hoe beter in dit geval.
Mevr: C. te G. - Als gij het toestaat, wil ik Uw brief naar aanleiding van Mignon's beschouwing gaarne afdrukken, en dan meteen beantwoorden. Meldt mij nog even of gij daarin toestemt? - Wat U kan doen herkennen, zal ik schrappen.
M. van H. en R. van P. - Ik zal U die stukjes terugzenden. Zulke terugzendingen geschieden op geregelde tijden. Het is onmogelijk, altijd alles van dien aard ‘dadelijk’ te doen. Gij moet Uw beurt afwachten.
Lotos. - Dank voor Uw ‘hulde’ aan het Telegraafartikel over ‘Hilligenlei’ en de vrouw. Ja natuurlijk, het moet een andere maatschappij worden, die de vrouw in dat bepaalde opzicht anders zal beoordeelen dan nu. Dat juist betuigt pastor Frenssen ook.
Ik antwoordde niet op, Uw vraag over dat tooneelstukje, omdat het zoo moeilijk is daarin ‘raad’ te geven. Probeeren hij den een en dan bij den ander, is het eenige wat er aan is te doen. M.i. is het niet geschikt voor opvoering. Of Eigen Haard het zal aannemen, kan ik niet weten. Het inzenden aan de redactie is het eenige wat gij kunt probeeren. Over La Rebelle wil ik wel 'n boekbeschouwing plaatsen. De drukproeven zond ik steeds naar de drukkerij. Zendt ze echter voortaan dáârheen, niet aan mij. Ik heb in de recensie over Coquelin zoowat hetzelfde gezegd wat gij mij zoo enthousiast schreeft, maar ik zag hem al meermalen. - Ik vond deze Roxane in de slot-scène ook niet zoo heel goed, maar zij is wat uiterlijk en toiletjes betreft een der bevalligste ‘Roxanes’ die ik zag. Wat het ‘sympathieke’ van Cyrano betreft, Kainz is mij steeds sympathieker geweest in die rol dan Coquelin; de laatste speelt subliem, maar de eerste pakte je in, met al zijn leelijkheid, door 'n charme van weemoed, dat Coquelin niet zóó sterk heeft, vind ik.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.