De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 721]
| |
9 Mei 1906.
| |
Hoofdartikel
| |
[pagina 722]
| |
eigen huisje, na eene fietstocht door de bosschen, waar de vogels ons bruidslied zongen. 't Geluk kwam voor me, maar ook de zorg, want ik was besloten alles zelf te doen, werken en koken. Dank zij de goede boeken, die ik me aangeschaft had, en waarin ik trouw studeerde, ging alles goed, tot m'n eigen groote verbazing, maar m'n man vond 't vanzelf sprekend. Hij geloofde in m'n willen, en waar de wil zoo goed was, volgt ook 't slagen dacht hij.Ga naar voetnoot*) Ik heb een rooster van werkzaamheden opgemaakt, waaraan ik me trouw hield, want m'n man moest 't goed bij me hebben. Dat voel ik steeds als zoo'n groote plicht, dat wij moeten zorgen, dat alles zoo goed mogelijk is, en op tijd klaar. Als je van dat standpunt uitgaat, dat je hulp moèt hebben, ja dan gaat 't niet met f 1200. -, zooals wij nu hebben. (Wel voor opklimming vatbaar). Je moet niet daarvan uitgaan, dat en dat moèt; maar vragen wat kàn ik doen, en eene goede begrooting maken. En toen ik die gemaakt had, wist ik, dat 't ging. Maar ik doe alles zelf, werken in huis, naaien, japonnen maken, de wasch opmaken, strijken enz. enz., met eene werkvrouw eens in de week. Toen ik nog onderwijzeres was, waschte ik zelf al m'n blouses en streek ze ook zelf, zoodat 't strijken geen bezwaar was. M'n wasch komt droog thuis en dat is al heel wat, want wasschen zou ik niet kunnen, daar moet je sterker voor zijn, en dat is toch ook niet zoo'n groote uitgave. Een hoofdvereischte is, vind ik, vroeg opstaan en niet te laat naar bed. Wij staan om zes uur, of half zes op, m'n man gaat om 7 uur naar zijn werk, en ik ga dan aan 't mijne. Om 9 uur heb ik de gang en de kamers al geveegd, en de bedden afgehaald, en om 10 uur of half elf kan ik naar de keuken, en is m'n huisje weer schoon. We hebben geen salon. Wel een gezellige woonkamer, kleine eetkamer en suite, en groote slaapkamer op 't Zuiden, (als woonkamer bedoeld). Een kleine logeerkamer en kleine keuken met tuintje maken m'n rijkdom verder uit. Van tien tot een in de keuken, om één uur eten, om twee uur vaten wasschen en keuken doen, en om vier uur ben ik dan vrij, om te lezen, te fietsen, te wandelen, bezoeken af te leggen of te ontvangen, of te rusten, als ik moe ben. Om 7 uur komt m'n man thuis, brood eten, en 's avonds alles bepraten, samen lezen, samen genieten van 't mooie weer, enfin samen gelukkig zijn. Zoo'n geregeld werk-gelukleven moèt een mensch wel gezond maken, en met een weinig overleg en goeden wil kàn ieder gezond meisje dat voorbeeld volgen. Maar ik vergeet 't plichtgevoel. Je moét voelen, waar je man hard werkt, dat 't je niet past dat geld roekeloos te besteden, en 't kostbare voedsel te laten bederven door nonchalance. Als je je plicht voèlt, dan handel je er ook naar, en dan blijft de vrede in je huis. Ik geloof niet, dat er één mannenliefde bestand is tegen slordigheid, vuilheid, ongeregeldheid, onverschilligheid van de vrouw, waar 't huiselijke plichten betreft. (Spatieering van de red:). Ik zou niet kunnen gaan lezen, (wat voor mij 't grootste genot is), als m'n werk niet af is, en zoo goed mogelijk gedaan. Daar is in mij een gevoel, dat me niet rustig laat genieten, àls er nog iets gedaan moet worden, en ik kàn me er niet af maken met een: ‘nu, ja, dat doe ik morgen wel.’ Als je niet geregeld iederen dag doet, wat er gedaan moèt worden, kan je den volgenden dag niet 't dubbele doen, of je maakt je doodaf, en zeker niet opgewekt, als je man thuiskomt. Op eene goede verdeeling van 't werk komt 't aan, en je verstand geeft je vanzelf raad, hoè je dat in je verschillende levens 't beste doen kunt. Daar is geen algemeen werkplan op te maken voor allen. Maar als de goede wil er is, slaagt ieder voor zich. 't Ongewone werk maakte me eerst wel moe, maar nu ben ik er aan gewend, en zou niet graag anders willen. Als ik niets te doen had, zou ik ziek worden en je kunt niet altijd lezen en wandelen. Ik heb vaak nagegaan, wàt 't leven van de meeste menschen zoo duur maakt. Ik geloof dat 't de opschik is en 't nadoen van anderen. Daarom geloof ik ook, dat een groote kring van kennissen beslist niet goed is voor huishoudens die met beperkte middelen moeten toekomen. Een paar kennissen, of een enkele goede vriendin of vriend heeft men wel noodig, maar niet te veel. Dat is kostbaar, en 't wekt ook naijver onder de dames, geloof ik. 't Willen nadoen en niet kunnen, brengt òf tot schulden, òf tot slecht humeur. Als de vrouwen gelukkig zijn, moéten ze steeds bedenken, dat dat geluk toch zoo opweegt tegen | |
[pagina 723]
| |
de kleinigheden, die ze ontberen moeten. Als je je innig gelukkig voelt, valt al 't aardsche zoo weg, vind ik, en kan 't je zoo weinig schelen wat die en die heeft, gelooft U dat ook niet? Een innig huiselijk samenleven gaat toch boven uitgaan. Zooals wij onze avonden doorbrengen, zoo echt huiselijk en gelukkig, konden zooveel vrouwen 't hebben, als ze in godsnaam maar wakker geschud werden. Ze denken, dat uitgaan genieten is, ik bedoel 't dure uitgaan; en 't groote genot van 't goedkoope uitgaan, ik bedoel 's morgens eene wandeling, of 's avonds samen buiten, dat heeft voor velen geen bekoring, omdat 't niets kost. Wat 't zelf-naaien betreft, dat is een voordeel grooter dan de meeste meisjes denken. Ik naai alles zelf, ondergoed en japonnen, dat deed ik altijd al. Nu kan ik geen japonnen maken, als eene eerste modiste, of een Franschen Coupeur. Maar die worden ook niet gevergd in onze positie. Eenvoudige, goedzittende japonnen kan ieder meisje wel maken, en met behulp van de patronen van Weldon's Ladies Journal is 't heel gemakkelijk zelfs, daar dat blad de rokken languit geeft. Als ik U nu zeg, dat ik mij kleed van f 75. - tot f 100. - per jaar, dan zult U zien, welk eene besparing 't zelf-naaien is, want ik moèt er altijd als dame uitzien natuurlijk. Ik geloof dat de meeste meisjes terugschrikken van zoo'n leven, omdat ze meenen, als ze zelf werken geen mevrouw te zijn. Laat ik dan ter geruststelling er bij voegen, dat alle menschen aan de deur mij ‘mevrouw’ noemen. 't Mevrouw-zijn in hunne oogen bestaat daarin, dat je de menschen beleefd behandelt, niet afdingt, geen leuterpraatjes verkoopt, niet uit de hoogte iets toevoegt, maar vriendelijk en beslist optreedt. Dan voèlen ze je mevrouw, en je werken, je eenvoudige huiskleeding heeft daarop geen invloed, tenzij je je vuil vertoonde, met vieze schorten en met krulspelden in 't haar, of zoo iets. Ik zeg nog eens: met overleg, door je gezond verstand en goeden wil, kan eene vrouw met heel veel minder toe, dan ze eerst gedacht heeft. Ik heb tenminste altijd ondervonden (nu al bijna een jaar) dat ik met mijne begrooting te royaal ben geweest, zoodat we nu op verschillende zaken overhouden en een spaarpotje maken.
MIGNON.
De schrijfster van dezen brief is bereid met hen, die haar om meerdere inlichtingen zouden willen vragen, in persoonlijke briefwisseling te treden. Haar adres is bij de redactrice verkrijgbaar.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|