Waar is het geluk?
Door een Fransch damestijdschrift werd onlangs een prijsvraag uitgeschreven naar aanleiding van een tooneelstuk van Françis de Croisset ‘Le Bonheur, Mesdames!’, dat avond aan avond te Parijs wordt gespeeld en een enorm succès heeft.
Die prijsvraag bestond uit de vraag: ‘Waàr is het geluk,’ en men ontving niet minder dan acht duizend acht honderd antwoorden, waarvan een gedeelte direct verwijderd kon worden, aangezien de mededingsters de voorgeschreven grens hadden overschreden.
Het was, dunkt mij, moeilijk voor de jury om daarin te beslissen, want de menschen zijn allen verschillend en de eene kan dit als geluk beschouwen, terwijl de andere een andere voorstelling van het geluk heeft.
Waàr is het geluk?
Zes duizend mededingsters beweerden dat het geluk bestond in een huwelijk uit liefde, zes honderd in het ouden jongejuffrouwen leven, een in het weduweschap en geen één in het huwelijk uit geld.
Negen honderd vijf en zestig dames zeiden, dat het geluk nergens te vinden was.
De jury kende den eersten prijs toe aan dit korte, maar kernachtig antwoord:
‘Het ware geluk? Dat is, als men zich gelukkig waant.’
Ja, dat is zoo, als men zich maar gelukkig waant, dan is men het ook! Dat kàn men zijn overal en in allerlei omstandigheden, in het paleis van den rijkaard, zoowel als in de schamele woning van den arme; oud of jong, man of vrouw; als men het gevoel heeft van gelukkig te zijn, dan is er ook niets meer noodig.
Met recht werd die vrouw de eerste prijs toegekend!
Drie duizend mededingsters gaven op als het geluk, de moederliefde en vijftien honderd antwoorden betroffen het geluk in het wèldoen.
O.a. was er een antwoord van een vrouw, dat zooals volgt, luidde:
‘Het ware geluk is om moeder te zijn. De andere vreugde, die men gewoonlijk als geluk beschouwt, zijn slechts vreugden en dikwijls van korten duur. De vreugde om bruid te zijn of echtgenoote, dat zijn wel vreugden, die men op prijs moet stellen, maar het zijn slechts vreugden. Het ware geluk is alleen om moeder te zijn en, niet alleen om het levenslicht te schenken aan een kind, maar het bestaat daàrin, om zich met lichaam en ziel aan het kind te geven van af de geboorte tot op den dag, dat het ons niet meer noodig heeft.’
Dit antwoord had ik niet zoo zeer van de Parijsche vrouw verwacht; ik dacht, dat zij meer vrouw was dan moeder. Naar het aantal antwoorden, dat er in kwam, wat de moederliefde betreft als het geluk, zou ik mijne meening moeten intrekken. - Een andere komt tot de slotsom, dat het geheim van het geluk daarin bestaat, dat men tevreden is met zijn lot, zonder te verlangen, naar iets, wat men toch niet krijgen kan.
Tevredenheid zou het dus zijn! Dat antwoord kon mij niet voldoen.
Nog een aardig antwoord ontving men nl: ‘Het geluk is, wanneer men zelf geluk schenkt aan anderen!’
Zelfopoffering dus: een zeer schoon antwoord voorwaar! Wanneer men anderen steeds gelukkig maakt, ja, dan wordt men zelf ook gelukkig, door het geluk te zien stralen uit het gezicht van anderen.
Een pessimiste had ook een antwoord ingezonden zooals volgt luidende; het kwam mij typisch en niet alledaagsch voor:
‘Wanneer de kameeldrijver de woestijn dóór moet, hangt hij voor de oogen van den kameel, waarop hij gezeten is en met behulp van een langen stok, een uitgeholde kalebas vol met water; het dier loopt voort, terwijl hij het water achtervolgt, maar door het hotsen op den weg, druipt al het water er uit en wordt het te langen leste alleen door het zand ingeslurpt....
Ziedaar het beeld van het geluk!’
C. SCHLIMMER - ARNTZENIUS.