tooneelspel meer, geen nabootsing, het was een brok levende Russische misère: zóó tot in de ziel aangrijpend werd het weergegeven.
Ik ontmoette niet één die niet van mijn gevoelen was: dat men zóó iets nog nimmer aanschouwd en beleefd had. Onnoodig te zeggen dat zij onder jubelsgeroep en eindeloos applaus hun afscheidsvoorstelling hebben gegeven en dat nù reeds is aangekondigd dat zij in den herfst zullen weerkeeren. De geheele keizerlijke familie woonde om beurten de voorstellingen bij; de Kroonprinses tweemaal, en de Keizer had bij zijn bezoek zelfs Russische generaalsuniform aangelegd: een attentie die weer bizonder getuigde voor het ridderlijke karakter van onzen Keizer.
Deze geheele winter heeft, zoowel het Berlijnsche straat- als wat betreft theaterleven, een eigenaardigen toets gekregen door het Russische element, dat hier door ongeveer 100.000 Russen vertegenwoordigd werd. Overal waren zij onmiddelijk te herkennen - dat niet kwaad was - en lang niet overal waren zij welkome gasten. Maar toen de komst van Maxim Gorki werd aangekondigd, lezingen van hem werden voorbereid, toen moest een ieder den veelbesproken, dichter van ‘Nachtasyl’ van aangezicht tot aangezicht toch zien en hooren spreken, al wist men ook te voren dat men geen syllabe van het voorgedragene zou verstaan of begrijpen.
Zoodat geen plaatsje leeg bleef in Max Reinhart's ‘Deutsches Theater’, waar om 3 uur 's namiddags Gorki's voorlezing plaats had.
Toen het scherm omhoog ging, zag men een door grijs-groene draperiën verkleind tooneel, met in het midden een estrade, van een paar voet hoog, waarop een lange tafel en eenige stoelen omheen. Een warm applaus begroette Gorki bij zijn optreden en honderde tooneelkijkers richtten zich naar hem heen, die met wat linksche bewegingen, en wat schichtig, zou ik zeggen, door het aanhoudend handgeklap, dankend het hoofd even boog. Hij heeft een magere, lange gestalte en is gekleed in de nationale dracht: een ruime blouse, hoog aan den hals gesloten, om het middel een lederen gordel en hooge zwarte kaplaarzen. Een eigenaardig Sarmatenphysionomie, het echte slavische type met het lage, breede, van voren-doorploegde voorhoofd, uitstekende jukbeenderen, stompen neus, chineesch-geteekende schuine wenkbrouwen en diepliggende, diepziende oogen vol uitdrukking: melancholiek, en toch vastberaden óók. Toen las hij, met niet heel ver-dragend baritongeluid, zijn prozaschets: ‘das brennende Herz’. Natuurlijk in het Russisch en natuurlijk óók dat men gedwee naar hem luisterde, zonder innerlijk méévoelen: het Duitsche publiek tenminste, dat daarentegen opfleurde toen Rudolph Schildkraut Gorki afloste en op meesterlijke wijze twee Gorkische schetsen tenbeste gaf, het cynische ‘Etwas vom Teufel en het satirische ‘Frühlingsstimmen’, die luiden bijval oogstten.
Daarop kwamen de tafereelen uit de 3e acte van ‘Nachtasyl’.
Gorki, zijn trouwe vriendin, de tooneelspeelster Marie F. Andrejew, de heeren Iwan Moskwin en Katschalow, beide leden van het ‘Moskouer Ensemble’, zetten zich om de tafel en begonnen te lezen, vol uitdrukking en vol levendigheid, maar.... Nachtasyl, door heeren in rok aan een groene tafel voorgelezen... Gorki las den Luka heel eenvoudig en heel sympathiek. En tòch, al klonk 't applaus later ook warm en vol geestdrift, de Russische misère had niet voor ons opgeleefd in felle kleuren. Integendeel, iets dóódsch had het voor mij...
De nieuwsgierigheid van dit ‘première’ publiek gold natuurlijk, behalve Gorki, ook de veel beproefde levens- en kunstgezellin van den Russischen dichter. Evenals hij, was ook zij hoogst eenvoudig in het zwart gekleed, zonder eenigen tooi, en veroorzaakte, juist door dit sobere, stille, een uiterst sympathieken indruk: een sprekend gezichtje, met expressieve donkere oogen en een slanke, mooie gestalte.
Nadat de tooneelen gelezen waren werd Gorki steeds-weer en opnieuw ten tooneele geroepen, en de eenige honderden Russen daar vereenigd, werden niet moede naar Gorki te roepen, als konden zij geen afscheid nemen van den beminden landgenoot die gekomen was uit hun ongelukkig land, die geleden had, nòg leed en nog streed voor-hen, mèt hen...
Emotionneerend vond ik dat banale theatersucces, dat, in dit oogenblik, niet banaal klonk, veeleer iets smartelijks had: de kreet van een ongelukkig, geslagen volk; dat de handen uitstrekte naar hèm die hèn begreep, die wist en kende hùn leed en hùn ellende...
En Gorki zelf, steeds-meer terugkomend, steeds buigend, voor 't eerst een fijnere glimlach om de lippen, in de trouwe oogen een blik van ernst en ontroering, de hand gedrukt op zijn hart, als eenig teeken van dank - - -
Al had ik niets verstaan van die donkere