Naar mijn idee echter is het aan een paar zeer bekwame, flinke pelterijwerkers te danken, dat ze het vak tot zulk een hoogte wisten op te voeren, en in de stad aan de Pleisse te concentreeren.
De jaarlijksche omzet in pelterijen, met inbegrip van alle bijvakken, bedraagt 75 à 100 millioen Mark.
Uit alle werelddeelen stroomen de waren naar de Leipziger voorraadschuren. Daar is de groote afzetmarkt voor heel Europa (Rusland uitgezonderd), en worden duizenden en duizenden marter-, bunzing-, hamster-, vosse-, otter-, wolfs-, katte- en lamsvellen in ontvangst genomen. Niet te vergeten ook, het voor imitaties steeds meer gebruikte konijntje, en uit het Scandinavische Noorden - door bemiddeling van de Deensch-Groenlandsche-maatschappij -: ijsberen-, witte- en blauwe vossen- en zeehondenvellen. Verder zend Australië haar opossums, wombats en boschkatten, terwijl Afrika eigenlijk alleen maar leeuwen, tijgers, panthers en apen op de markt brengt.
Hoe belangrijk deze invoer ook wezen mag, zinkt ze toch nog in 't niet bij de geweldige productie uit Amerika en Azie. Tot Azië rekent men volgens handelsgebruik ook Europeesch Rusland.
Toen ik mijn studie over de pelterijhandel begon, dacht ik dat, zoowel door de toenemende beschaving, als door de steeds meer opgevoerde vraag naar bontwerken, de opbrengst der jacht ook in Azië en Amerika, aanmerkelijk geringer moest woorden. In enkele gevallen doet zich dit verschijnsel ook voor. Er wordt wel eens over geklaagd, dat de bevervangst of de robbenjacht afneemt (de voornamelijk tusschen Kamschatka en Alaska voorkomende pels- of beverzeehond, door de Engelschen ‘fur-seal’ genoemd, is de belangrijkste rob voor den handel en de hoofdleverancier voor het mooie sealskinbont) - of dat het Siberische sabeldier zeldzamer wordt, maar in 't algemeen kan men toch niet merken dat de voorraad vermindert. Steeds worden ons nieuwe bronnen geopend, en de veranderlijkheid der mode heeft de lichtzijde, dat de vraag naar een bepaald bontsoort sterk varieert, en daarmee dus ook de jacht op een bepaald gebied. Men zegt bijvoorb: dat de eenzaam levende Canadeesche trappers (pelsjagers) zich zeer nauwkeurig van de bontprijzen op de hoogte houden, en hiernaar hun jacht inrichten. Neemt de vraag naar een bontsoort af, dan brengt de vangst dus minder op, en de gespaarde dieren vermenigvuldigen zich zeer snel.
De hoofdproductie van Amerika, tenminste van Noord-Amerika, komt naar oude traditie hoofdzakelijk in Londen aan de markt; die uit Azië in Rusland, voornamelijk op de groote jaarmarkten van Nischny Nowgorod en Irbit (in Siberië). Hierop maakt een uitzondering de steeds toenemende aanvoer uit China en Japan, die òf naar Londen òf over Bremen en Hamburg onmiddellijk naar Leipzig verzonden wordt.
Zoo koopt de Leipziger groothandelaar, dus een deel zijner pelterijen in Londen of Nischny Nowgorod in. Wel heeft hij over de heele wereld zijn agenten, die ook direkt in de produceerende landen opkoopen, maar dat neemt niet weg, dat hij een bereisd persoon moet wezen, die niet tegen een drie of viermaandelijksch uitstapje naar Londen, Nischny of Irbit op mag zien.
Ik zei dat de Amerikaansche productie, naar oude traditie, op de Londensche markt wordt gebracht. Dit feit hangt samen met de in 't midden der 17de eeuw in Engeland opgerichtte Hudsonsbaai-compagnie. Ze bezat uitgestrekte monopolieën in de verschillende landen om de Hudsonsbaai en ook nu nog weet zij - hoewel ze in 1870 haar handelsrechten aan Canada moest afstaan - dank zij haar voortreffelijke organisatie, de jagdopbrengst van de voordeeligste streken (het Athabaska-Makenziegebied) voor 't grootste deel tot zich te trekken. Van niet minder dan hondervijftig punten uit, onderhoudt ze een geregelden ruilhandel met de Indianenstammen, terwijl ze bovendien nog ettelijke beproefde pelsjagers - meestal Fransche kleurlingen - in haar dienst heeft.
Tweemaal in 't jaar, in Januari en in Maart, wordt de opbrengst der compagnie in haar eigen Londensche gebouwen geveild. In den loop der laatste jaren heeft ze echter talrijke concurrenten gekregen, die hun waren ook naar Londen zenden en door bemiddeling van hun commissiehuizen op de markt brengen.
Zoo heeft de reuzenfirma Lampson & C.o door haar veilingen, welke met die der Compagnie samenvallen, deze laatste reeds lang overvleugeld.
Reeds vóór de groote verkoopdagen trekken de Leipziger grossiers naar Londen om de pelterijen, die in partijen gesorteerd zijn, te bekijken. Op die Londensche veilingen wordt