De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Redactrice. P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Mevr: C.A.K. geb. O. - Vriendelijk dank voor Uw schrijven bij Uw bijdragen, inzake De Kleine Johannes, Jong Holl: Binnenhuisje, etc. Ik heb Uw schetsjes reeds ter drukkerij gezonden, omdat ik heel veel moeite heb Uw handschrift te lezen, ofschoon het bijzonder-mooi is. Ziedaar de reden waarom U nog even moet wachten op nader bericht. - (Zie ‘het bericht’ hierna.)
Marie de C. te Z. - Het adres van mevr. Baart de la Faille kunt gij vragen aan den uitgever van dit Blad. Zij is de vrouw van onzen Holl: predikant te Londen, en zal dus misschien in de gelegenheid zijn U terecht te helpen. Ik twijfel er niet aan, dat zij dit gáárne zal doen, als het in haar macht staat.
B.Z. - Ik heb Uw prijsvraag ontvangen. Een bewijs van abonnement behoeft gij mij niet te zenden; ik weet dat gij abonnée zijt.Ga naar voetnoot*) Ja ‘Duinoord’ is een windhoek in den Haag, maar hier in Amsterdam waait het evengoed als bij U, en om die reden behoeft gij dus niet Amsterdam te prefereeren boven de residentie. Wat Uw ondervinding betreft, dat ‘de menschen in den Haag loopen alsof ze niets te doen hebben,’ zeker, dat is een algemeen bekende eigenaardigheid van de Hagenaars. En het is ook nog al natuurlijk, omdat den Haag bij uitnemendheid de stad is der renteniers, der uit Indië gerepatrieerden, der gepensionneerde ambtenaren, der weduwen, en der losloopende, | |
[pagina 671]
| |
nog-een-man-zoekende, of zich bij gebrek daaraan met ‘kunst’, en ‘nuttigheid’ voedende jufferen. Echter, om met Beets te spreken uit zijn Camera Obscura: ‘Het ijsselijke daarvan zie ik niet zoo ijsselijk in.’ Integendeel, waarom het zooveel prettiger is menschen tegen te komen, die tegen je aanbonsen en voortdurend haast hebben, dan zich te bewegen onder een gemakkelijk-rustig voortslenterende schare, kan ik niet goed begrijpen. M. i is het veel amusanter te wandelen onder rustig-voort-schrijdende, goed-gekleede menschen, dan te worden gestompt en uit den weg-geduwd door 'n lompe, zich voortspoedende volksmassa! -
Woltske. - Het spijt mij dat Uw gedichtje nog niet voor plaatsing geschikt is. Maar meisje-lief, gij hebt zóóveel geluk, gelijk blijkt uit Uw schrijven, dat een kleine teleurstelling als deze U wel niet zal ontmoedigen. En als Uw a.s. man zooveel houdt van 'n goede keuken, dan heeft hij er méér aan, dat gij ver zijt in het vervaardigen van goede recepten, dan van goede verzen. - Weet gij wat ik onlangs hoorde vertellen van een zeer begaafde vrouw, echtgenoote van een beroemd schrijver? Men vroeg haar waarom zij, inplaats van zich óók aan de letterkunde te wijden, maar voortdurend haar vrijen tijd besteedde aan het zoo prozaisch werk van kousen-breien; ('t geval is gebeurd in Duitschland). En zij antwoordde zeer terecht: ‘Schetsjes worden er méér dan genoeg geschreven. Maar kousen kan men nooit-genoeg breien! Is het niet voor 't eigen gezin, dan voor de armen.’ - Die vrouw toonde dat ze wezenlijk gezond dacht.
Excelsior. - Hartelijk dank voor hot gezondene. Ik ben er héél blij mee, maar durf Uw brieven niet beantwoorden, daar er boven staat: Niet voor de correspondentie.
Y.Z. - In gevolge Uw verzoek beantwoord ik U niet. op Uw brief; ik dank U alleen zeer hartelijk daarvoor.
Helena. - Dank voor Uw briefje. Ja, ons land is vreeselijk, klein wat het elkaar kennen betreft. Dat gij U gaarne uit in muziek, kan ik begrijpen. Mij heeft, dat altijd een groot voorrecht toegeschenen, naar de piano te kunnen gaan, om een stemming uit te zingen in een of ander dier tallooze mooie dingen, die er bestaan op muziekgezet. - Maar ik bezit geen talent daartoe.
Margot. - Hartelijk dank voor Uw schrijven. Ja zeker, ik kreeg Uw portret; en ik dacht stellig dat ik U daarvoor had gedankt ook. Vergeef mij die nalatigheid. Neen, een lange vertrouwelijke brief is mij nooit te veel om te lezen: integendeel. Wat m'n honden betreft, ja, die zijn als kinderen om ons heen in ons huishouden. Ieder met hun eigen karakter, dat verzeker ik U. Ze hebben veel méér goede dan kwade eigenschappen gemeen met de menschen. Hun trouw on hun dankbaarheid zijn verre verheven boven die van den Durchschitts-mensch. En valschheid en gemeenheid en liegen kent een hond niet. - Een hond en een poes samen, is ook aardig om te zien. Toen ik een kind was, werd onze hond bij den tuinbaas gebracht tegen hare bevalling. Was dat afgeloopen, dan kwam zij al gauw een paar maal per dag weer naar ons huis terug, om bij ons hare maaltijden in te nemen. Gedurende dien tijd trad de poes van den tuinbaas uit eigen beweging op als baker, of ‘verpleegster’ om met den tegenwoordigen tijd mee te spreken. Zij ging bij de jongen in de mand zitten, koesterde ze, en warmde ze, totdat moeder ‘Cassy’ terugkeerde. Dan werd ze door deze eruitgezet met een allervoornaamst airtje. ‘Cassy’ was namelijk een zeer voornaam-gezind hondje; dat zich steeds aristocratisch op 'n afstand hield van onzen anderen hond, en b.v. nooit in haar mandje wou gaan liggen, als deze er eerst in was geweest. (Wat deze weer altijd opnieuw deed om haar te plagen). Zij stapte dan naar mijn vader, en beduidde dezen; dat hij de matras uit haar mandje moest omkeeren; eerst dan verkoos ze er in te gaan. Met Uw instemming over mijn artikel over Gewen, voel ik zoo mee, dat ik dat gedeelte uit Uw brief overneem ten bate van anderen: ‘Maar voor ik nu eindig, wil ik U nog even mijn instemming betuigen met Uw artikel “Over geven.” Ik vind het toch ook zoo hard, die arme bedelaars op straat zoo maar voorbij te gaan. Het zijn dikwijls zulke jammerlijke stumperds. Het is wel waar, dat je, door te geven, de bedelarij in de hand werkt, maar zoo verstandig kan ik nooit denken als een arme tobber zijn hand uitsteekt. Op school kom ik ook met zulke vreeselijke armoede in aanraking. Ik help al zooveel ik kan, maar het is een druppel op een gloeiende plaat. Ze noemen me wel eens onverstandig, en dan praten ze over slordige moeders en vaders, die drinken en zoo meer. En och, ik zal het drinken niet verdedigen, maar het is dan toch ook het eenige genot, dat die menschen hebben. Wij kunnen nog wel zooveel meer genieten, en toch drinken we ook wel ons glaasje wijn of likeur. En in de herberg is het licht en warm, daar vinden ze gezelligheid, daar vergeten ze eens even de misère. Vindt U de zonde niet heel begrijpelijk? En laat nu bij de tien armen eens negen zijn, wier eigen schuld hel is, dan geef ik liever aan negen, die het niet verdienen, dan één, die het werkelijk noodig heeft, niet te helpen, uit principe of wat dan ook. Ik geloof trouwens toch, dat dit veelgenoemde principe dikwijls niet veel anders is dan gemakzucht of indolentie.’ - Juist! Ik ook! En gierigheid, niet te vergeten.
Clara. - Zooals gij ziet, heb ik De Tuintjes in goede orde ontvangen. - O, ja, met U geloof ik, dat ‘jong-zijn’ niets gemeen heeft met den leeftijd. Ik heb hier pas weer een ondervinding opgedaan van 'n zuur juffer-paar, die bepaald nòóit jong zijn geweest, die stellig ter wereld zijn gekomen met dezelfde verbeten-nijdige, dunne lippen, en boos-aardig-kwaadsprekende tongen, en nijdige stemming jegens ‘den man’, die haar thans kenmerken. - En omgekeerd, ken ik 'n paar oude, heel oude dames, met zulke jonge, liefde-rijke harten, altijd deelend in 't lief en leed van anderen, en zich verheugend in het geluk van jonge menschen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
Bericht over aangenomen en geweigerde bijdragen.Ga naar voetnoot*)C.G. - Van U heb ik aangenomen het schetsje: Hoogwater, en een hoofdartikel: Geluk. Verder is er nog een bijdrage Liefde-passie, die ik alleen als ingez: stuk zou kunnen opnemen. Wil mij s.v.p. hierop Uw antwoord melden. De verschillende versjes plaats ik liever niet, omdat er weinig plaatsruimte beschikbaar is voor poëzie. Ik heb die vernietigd.
Thelma. - Uw schetsje is te onbeduidend om voor plaatsing in aanmerking te komen.
Salomé. - Uw stukje wordt geplaatst.
Louise. - Uw beide bijdragen nam ik aan.
D.B. - Tot mijn spijt is er, bij de vele aanwezige copie, geen plaatsruimte voor die dagboekbladzijden, die naar den inhoud al te veel bewijzen een ‘fragment’ te zijn.
Woltske. - De vorm van Uw gedichtje is te onvolkomen, om het te kunnen plaatsen.
Osles. - Aangenomen.
Mevr: A. de Gr: - W. - Ik wil Uw gedichtjes zeer gaarne plaatsen; ik vind ze bijzonder gevoelig-gedacht. -
M. van H. - Het. is onmogelijk Uw stukje artistenbloed anders te plaatsen, dan onder de rubriek ‘ingezonden.’ Gij spreekt daarin zulke besliste meeningen uit over alle artisten, als geheel genomen, dat ik die meeningen voor Uw persoonlijke-rekening moet laten blijven, al ben ik 't voor een deel met Uw beschouwingen eens. Meldt mij s.v.p. hoe gij wilt handelen in dezen. Het stuk van Uw broer is veel te lang voor ons Blad; ik las het daarom niet eens De eenige raad, dien ik hem kan geven, is zich ermee tot een andere redactie te wenden. | |
[pagina 672]
| |
Elsa. - Het gedichtje gaarne; de schets is te onbeduidend.
A.H. te O.B. - Het gedichtje plaats ik. Zal ik er boven-zetten: Aan...? Het moet den een of anderen titel hebben.
Willem. - Uw bijdrage Willem is veel te lang voor ons Blad. Ik las haar niet om die reden. Ligt ter Uwer beschikking.
F.H.M. te den H. - Uw gedichtje nam ik aan.
Stella Mare. - Uit het Kinderleven is aangenomen.
B. - Intocht wordt geplaatst.
Ende desespereert niet. - Sprookjes neem ik voorloopig niet meer aan. Er is reeds zooveel copie van dien aard.
Lotos. - Waar is het geluk? wordt geplaatst. Vergeven en vergeten is wat te vluchtig voor een artikel, en Moderne Vrouwen is voor ons Blad veel te lang. Voor een tooneelstuk is er veel te weinig handeling in, en veel te veel geredeneer. Het is een opsomming van ideeën, maar geen stuk voor opvoering geschikt.Ga naar voetnoot*)
J.B. - Uw stuk over socialisme laat ik U zenden ter correctie. Als het gedrukt is, kunt gij-zelf beter oordeelen over veranderingen en wijzigingen, die gij nog wilt aanbrengen. Uw pseud: ontbrak.
A.M.V. te A. - Ik wil liever geen vertalingen van dezen aard aannemen van niet-abonnées. Er is reeds zooveel dergelijke copie.
Ph. V. den H. - Uw ‘Kerstsprookje’ geef ik misschien een plaatsje in het aanstaande Kerstnummer.
G.W.E. - Ik heb nog drie bijdragen van U gevonden; slechts eene daarvan nam ik aan: De moeder in het Gezin. De beide andere vertalingen neem ik liever niet, omdat er zoovéél copie is.
Jop. - Assen. - Uw sonnetten zijn nog veel te eerstbeginnerig om te kunnen worden gedrukt. Zendt nog maar eens iets anders. Als het U ‘zoo heerlijk lijkt te worden gedrukt,’ dan moet gij liever beginnen met een eenvoudiger genre. - Maak b.v. eens een beschrijving van de mooie bloeiende heidevelden rondom Uw woonplaats. -
Wistaria. - Bussum. - Neen, dat is nog niets voor den druk; het is een ontboezeming waaraan een derde niets heeft.
d'Hex. - Is het pseudoniem nu juister-gelezen? - Ja, inderdaad gold die Correspondentie U. Maar dit schetsje is te onbeduidend voor opname.
Fokke. - Uw bijdragen zijn te onbeduidend voor opname. Gij moet Uw papier slechts aan één kant beschrijven, als gij iets voor den druk bestemt.
Amerikaansche. - Die vertaling heb ik gaarne aangenomen. - Honorarium-opgave ontvangt gij van den uitgever-zelf. - Of gij na plaatsing nog recht behoudt op Uw werk, moet gij eveneens aan hem vragen. Gij moet steeds slechts aan één kant beschrijven.
H. de H. - Zijt gij abonné?
Lynceus. - De vrouw in Birma, en Schillers Meisje Uit den Vreemde zijn niet geschikt. Is: Een Bezoek bij Heinrich Heine oorspronkelijk werk, of vertaling? De verschillende punt-dichtjes neem ik gaarne aan.
Kinderleed door A.V. - De Tuintjes door Clara. - Fabel, Drentsche Schetsjes I en II door mevr: C.A.K. geb. O. - Deze drie auteurs zullen in het volgend nommer nader bericht ontvangen. -
J.S. Leiden. - Uw stukje is te onbeduidend.
Mevr. L. Haarlem. - Daar er reeds zooveel copie is, kan ik Uw gedichtjes onmogelijk aannemen. Mirjam. - Ik vind het Duitsche gedichtje heel aardig voor een dilettant. Voor plaatsing in de Lelie is het nietgeschikt, ook al omdat het duitsch is. Ja, Uw enthousiasme over 'n mooie natuur begrijp ik, en doet me plezier. Het bewuste werk ken ik.
E.W. van B. - Wat ben ik blij, dat het middel dan toch wat heeft geholpen. Vriendelijk dank voor Uw schrijven.
Salome - Wel neen, ik vind U niets veeleischend. Ik wil U graag helpen, als ik kan. Zooals gij ziet, nam ik Uw schetsje aan. Maar ik kan U geen voorspellingen doen, naar aanleiding daarvan. Het is een stukje werkelijkheid die gij ondervonden hebt, en hebt verteld; en ik kan daaruit, nog geen gevolgtrekkingen maken voor later.
A.V. - Van Uw vroegere bijdragen nam ik de ééne aan. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. Sluiting red: ged: |
|