De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVaria.I. Aan ‘de Nieuwe Gids’.Moderne dichtertjes breien,
En haken een sonnet;
Ze hebben er al hun weedom,
En tranen in gezet.
Ze hebben èén stuk gestolen,
't. And're was origineel,
Wat is 't toch heerlijk te lezen,
Dat kleffend klaaggekweel.
Moderne dametjes zuchten,
Borduren een roman.
En spinnen liefdevaerzen,
En krijgen nooit een man.
Ze dwepen met ‘Mei’, van Gorter,
Dat snikken ze bij de zee,
De golfjes nemen meelijdend,
Heur zilte traantjes mee.
Fret.
(Telegraaf). | |
II. Reformkleeding en goede smaak.De Queen, het grootste en meest-gelezen Engelsche dames-blad, schrijft onder het hoofd: ‘Aesthetische pogingen tot verbetering van kleeding op het vasteland. ‘Als de menschen een verbetering in de kleeding willen tot stand brengen, dan wordt die gedachte gewoonlijk geïnspireerd door een aesthetisch beginsel. Een zeer bekend Duitsch artist heeft dezer dagen een boek uitgegeven over dit onderwerp, en herinnert aan de vrouwen van de groote kunstenaars der middeleeuwen, als een voorbeeld van hetgeen kleeding behoort te zijn, het persoonlijk cachet er in, de geschiktheid van kleur en van stof. Maar het moet al een dapper soort van vrouw zijn, die de smakelooze toiletten welke hij ontwerpt zou willen dragen, want zij hebben noch vorm, noch bevalligheid.’ De cursiveering is van mij; voor de zooveelste maal wordt hier weer eens in een paar woorden de waarheid gezegd, dat zij, die de pretensie maken van mooie costumes te kunnen ontwerpen, in de werkelijkheid slechts wanstaltigheden tot stand brengen. Hier is het nog ‘een bekend artist;’ in de meeste gevallen doen de dames het zelve af met hare huis-naaistertjes. - Trouwens de ‘artistieke’ reformtoiletten dezer laatste categorie, en die van de naar kunstenaars-ontwerpen op ateliers, vervaardigde, komen op aandoenlijk-eenstemmige wijze overeen in houterige smakeloosheid. - Toen Duse hier in Amsterdam Rosmersholm speelde, was al wat nog reform draagt in deze stad, en ik geloof dat het hier nog iets méér voortleeft dan elders, uit alle hoeken en gaten opgedoken; (want ik wees er reeds in mijn tooneelverslag in de Telegraaf op, hoe er tusschen de reformpjes en het stuk van Ibsen een geheimzinnig verband scheen te bestaan; ‘kunstzinnigheid’ zeker!) Welnu, bar leelijk, dat was al wat men zonder onderscheid kon zeggen van al deze ochtend- en nachtjaponnen, die zich 't air wilden geven van ‘artistiek’; de heel dure en de heel eenvoudige kwamen daarin overeen met treffende eenstemmigheid. | |
III.Ik schreef in De Telegraaf een artikel over het bespottelijke personen-lijstje door mevrouw Kloos (Jeanne Reijneke van Stuwe) reclame-achtig geplakt in haar roman Huize Ter Aar. Naar aanleiding’ daarvan schrijft De Ware Jacob het volgende welverdiende grapje: | |
Moderne Romankunst.In haar laatsten roman geeft mevr. Kloos, geb. Jeanne Reijneke van Stuwe, op de vóórpagina een inventaris der personen die in haar werk zullen optreden, welke catalogus als volgt luidt: ‘Phinie, oud 12 jaar. Zeer nerveus. Wordt zwaar neergedrukt door den plotselingen dood van haar vader in 1887; daardoor zwaarmoedig’. ‘Otto, oud 8 jaar. Werd door zijn moeder verwacht in een tijd, dat zij groote smart had, door de ziekte en het sterven van zijn broertje. Hij heeft daardoor aanleg tot zonderlingheid en melancholie.’ Enz. enz. Jonkvrouwe Anna de Savornin Lohman zeide daarvan, dat het haar onbegrijpelijk was, hoe deze schrijfster op zoo'n manier, met zulk een lijstje ‘haar talent kon weggooien.’ Mevr. Kloos, hierover door ‘Jacob’ geïntervieuwd, verklaarde echter, dat dit onmogelijk was, daar zij bij het samenstellen van zoo'n boek-met-catalogus haar talent volstrekt niet gebruikte, ja, dat zelfs daarbij geen sprake was van talent, dààrgelaten dus van ‘talent weggooien’. Verder gevraagd, deelde de schrijfster mede, dat dit nog slechts een begin was. Mettertijd | |
[pagina 542]
| |
zou zij n.l. niet alleen de gebeurtenissen, plaatsgegrepen vóór het oogenblik waarop het boek aanvangt, ter kennis van den lezer bréngen, maar die welke daarna, dus in de handeling van het boek zelf, voorvielen.Ga naar voetnoot*) Haar ideaal was nu, een boek, dat alléén uit zulk een personen-inventaris bestond. Zij toonde ‘Jacob’ ook de copy van zulk een werk, nog in portefeuille, waaruit hij het volgende inderhaast noteerde: ‘Cecile, oud 35 jaar, 35 maanden, 35 weken en 35 dagen, geboren te Ammerstol, ingeschreven te Diemerbrug, van uiterlijk: haar gewoon, oogen gewoon, voorhoofd gewoon, mond gewoon, tanden gaaf, lengte 1.35 M., gestalte: gezet, zonder beroep, gewoonlijk gekleed in linnen ondergoed, blauw wandelcostuum, zwarten hoed, bruine laarzen, waaraan ontbrekend een knoop; wier vader zelfmoord pleegde, wier moeder zelf moord pleegde, wier broeders en zusters zelf moord pleegden, is daarom eenigszins zwaarmoedig, raakt in Hoofdstuk I verliefd, Hfdst. II verloofd, stemming levenslustig, trouwt in Hfdst. III stemming extatisch, in Hfdst. IV pleegt haar man zelfmoord, stemming ietwat melancholisch, bevalt van een zoon in Hfdst. V, stemming lichtpaarsetot-violet-toe-gekleurde weemoed, haar zoon pleegt zelfmoord in Hfdst. VI, stemming: wanhoop, Hfdst. VII, wanhoop, Hfdst. VIII, wanhoop, Hfdst. IX, wanhoop, Hfdst. X, zelfmoord. Einde. Jammer is, verklaarde de schrijfster nog aan ‘Jacob’, dat de menschen er nog niet veel idee in hebben, omdat het verhaal dan zoo eenvoudig wordt. Ik ben er echter erg mee ingenomen. Het verhaal wordt voor mij op die manier al zeer eenvoudig; en daarom bevalt het me ook zoo bizonder goed. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
IV. Welverdiend. Een Conclusie.‘Men heeft wel eens beweerd, dat, evenals een bloem of een vrucht niet uit zich zelf ontstaat, doch het natuurlijk voortbrengsel is van een boom, de kunstenaar vastgeworteld is in den bodem van zijn omgeving en zijn tijd. Wat moet, naar hun werk te oordeelen, onzen tegenwoordigen realistischen auteurs op dien bodem veel.... mest zijn toegediend.’
(Ware Jacob). |
|