Moeder en Zoon.
Weldra komt de tijd, waarop, zooals men vroeger zeide, het kind overgaat uit de handen der vrouwen in die der mannen. Dan begint de jongen verschil te zien tusschen hetgeen hij van zijn moeder leerde en wat hij buitenshuis hoorde. De twijfelzucht van de wereld strijkt over zijn vertrouwen als de Noordoostenwinden in April met hun verdorrenden adem over het jonge graan. Hij raadt, uit de gelaatstrekken en uit de gesprekken, dat het verstand der vrouwen niet dat is der mannen; dat de vrouwen gelooven, de mannen weten. Met zijn hart blijft hij bij zijn moeder, maar de hoogmoed maakt hem reeds tot man; hij wil denken als een man, en, naarmate hij grooter wordt, stijgt hem de roes der wetenschap in het jeugdig hoofd. Het ongeloof van den baardeloozen filosoof komt in verrukking door de kennis van eenige feiten, eenige natuurkundige wetten, eenige geleerde formules, en hij loopt met zijn bewijzen te koop, vol trots, voor het eerst met zijn twijfel in het strijdperk te treden.
Op dat oogenblik voelt zijn moeder wel de onwaarheid der redeneeringen, waarmee hij haar lastig valt; maar gewoonlijk weet zij niet aan de feiten die hij aanhaalt den juisten zin te geven; zij weet niet de verschijnselen die hij bijbrengt, te weerleggen door een meer gegronde en juister kennis, en hem in de redeneeringen die hij voor onfeilbaar houdt, de scheur aan te toonen. Omdat zij niet met kennis tegen kennis weet te strijden, soms omdat haar het afdoende woord ontbreekt, omdat zij het niet geleerd heeft, ontsnapt de ziel van den jongen aan den invloed der moeder. Hij behoudt al zijn eerbied, al zijn dankbaarheid, zijn vertrouwen keert terug; op zijn beurt denkt hij, ‘dat er met de vrouwen niet is te redeneeren’; hij redeneert met de mannen, ‘die weten en van hun tijd zijn.’ Door hen wordt hij versterkt in een twijfelzucht, die weldra door zijn hartstochten gevleid en ten langen leste gerechtvaardigd wordt. Zoo neemt hij langzamerhand de houding aan, die hij voor zijn moeder het meest eerbiedig vindt, en waaruit, integendeel, een onbewuste en besliste minachting zich te kennen geeft: hij ver-