Brieven van een Haagsch meisje.
XI.
Lieve Ciel.
Meisje, meisje! Jij zult nu nooit eens leeren het leven lucht op te nemen! Nu schrijf je mij weer vol medelijden over: ‘die arme Joden in Rusland, en over die ellende die er geleden wordt in Londen, - terwijl de high life zich ondertusschen baadt in overdreven weelde,’ enz., enz.. En je begrijpt heelemaal niet, dat al die droevige dingen een gelegenheid zijn tot pretmaken, voor hen die er maar munt uit weten te slaan. Daar heb je nu b.v. de ramp in Italië! Wat 'n ‘snoezig’ feest voor zich en haar kliek wist mevrouw Tugini, de vrouw van den Italiaanschen gezant, daaruit niet te fabriceeren dezer dagen; een allerliefste, charmante, aanbiddelijke uitvoering, waarop alle dames die meewerkten ‘goddelijk’ zongen, en met ‘talent’ speelden, en magnifiek-kleedende toiletjes droegen bovenal... - - alles ter eere van de slachtoffers van de aardbevingen. - Stel je nu voor, hoe het mes op zoo'n manier snijdt van twee kanten! De slachtoffers krijgen geld, en de zelfopofferende, uitgaande menschen amuseeren zich dol. - En nebenbei zijn ze nog eersterang artisten óók! Als je zoo al dien lof leest, die hun wordt toegezwaaid, door de likkende couranten, dan komt de gedachte bij je op dat een revolutie, die hen allemaal aan den bedelstaf brengt, eigenlijk een weldaad voor ‘De Kunst’ zou zijn; want blijkbaar zit er in al die high life zooveel ‘Kunst’-aanleg dat broodsgebrek, de noodzaak van zichzelf te moeten onderhouden, plotseling der wereld zou openbaren een heele reeks van nooit vermoede genieen, die nu verborgen schitteren, en alleen maar van tijd tot tijd zich verwaardigen hun glans af te doen stralen op het gemeene menschdom, wanneer zoo'n prettige ramp ergens hun een welkome gelegenheid geeft tot het organiseeren van 'n groote fuif, en het geld uit den zak kloppen van de plebejers, die hen dankbaar komen aangapen. - O vermakelijke humbug!
Maar enfin, één goede zijde is er toch aan, namelijk deze, dat het geld loskomt. - Hoe dan ook, het komt los, en voor die ongelukkige slachtoffers ginder doet het er minder aan af, of het is bijeengekregen door springen, dansen, gillen, coquetteeren, programma's teekenen, en verkoopen, kopjes thee inschenken, en last not least door flirten, dan wel langs een meer degelijken weg. Als zij 't maar krijgen, dat is de hoofdzaak!
- Jetteke is genezen. Haar vlam heeft een huwelijk gesloten met een ‘kunstzuster’, een dochter van een schilder, die zich verbeeldt dat ze haar vaders talent heeft geërfd, en inderdaad ook tentoonstelt op Pulchri. Vaders invloed, weet je! Want Vader heeft, behalve zijn roem, ook veel duiten. En die leggen nog al veel gewicht in de schaal, wat Pulchri-invloed betreft. Achter den rug om van de bewuste juffer, wordt er gelachen met haar ‘klodder-bloemen’, die stil-levens verbeelden; maar in haar gezicht buigt iedereen voor haar, als voor ‘'n waardige dochter van haar vader.’
Het stond op een dag in de courant onder ‘Kunst-nieuws’: ‘Een engagement in de kunst-‘wereld’; - volgden de namen van het interessante paar. - Tante las het voor, in 'n onhandige blijdschap, dat het nu ‘uit’ was, natuurlijk, met Jetteke. Die hield zich goed, zei niets,... ik had medelijden met haar; er was zoo iets vernederends in voor haar gevoel, dunkt me, dat die lamme jongen zóó met haar heeft gespeeld. -
Later heb ik den indruk gekregen, dat het haar eigenlijk een verlichting was, zoo iets als 'n pak van haar hart, omdat ze nu weer ‘gewoon’ kon doen. - Ze gaat nu veel uit, gechaperonneerd door Elli en Joop. - Elli is namelijk 'n echt Haagsch uitgaan-moedertje; kleine Miek gaat gemakshalve op 'n fröbelschool, een ‘nursery-governess’ bezorgt de rest, en zoo is Elli den heelen dag vrij om zich te amuseeren en van haar mooi gezichtje te genieten. - Clo en ik worden intiemer samen. Het is alsof ik 't misdeelde van zoo'n leven als 't hare nu méér begrijp, nu ik ouder word, meer zie, meer versta. Ze heeft nooit den moed gehad zich hare eigen misdeeldheid te bekennen; ze heeft zich, van af het oogenblik waarop ze ging twijfelen of ze ooit zou trouwen, stelselmatig wijsgemaakt dat ‘nuttigheid’ eigenlijk even goed was als 't gewone natuur-vrouwengeluk van man- en kinderen-hebben. Toen heeft ze zich als het ware verstrikt in haar eigen leugen-weefsel van onwaar doen, tot ze er niet meer uitkon. En nu is het, alsof ik haar help dat te verscheuren, alsof ze van lieverlede ziet de naakte waarheid, en begrijpt hoeveel beter en eerlijker en gelukkiger die is, dan leugen-conventie van quasi-nuttigheids-geluk. -