zij van hun meester afkeken als door het verf wrijven op den steen, het kleuren mengen en het toebereiden van het doek of paneel! Maar door de techniek te kennen kregen zij nog niet de inspiratie. ‘Men’ zegt immers dat Israels, onze grootmeester, de techniek niet, maar de kunst wel kent.
Van Mierevelt b.v. had zulk een atelier, en zoo komt het nu, dat er een oneindig groot getal van Mierevelt's, meerendeels portretten bestaan, welke wel aan hem zijn toegeschreven, maar niet door hem zijn vervaardigd. Hoogstens werd er door hem de laatste hand aangelegd of retoucheerde hij ze waar het noodig was. Al naar mate nu die leerlingen meer of minderen aanleg hadden, bleven zij beneden des meesters peil of overtroffen hem. Paulus Moreelse en Johan van Ravestein behoorden tot de rubriek van hen, die hun meester overtroffen.
Dit alles is geen sprookje en vindt zijne bevestiging in de beteekening van enkele door Mierevelt zelf geschilderde portretten, waarbij hij schreef ‘door mij zelve geschilderd.’
Er had bij van Mierevelt dus falsificatie plaats zonder dat daartoe het toeleg bestond. De geportretteerden wisten waaraan zij zich te houden hadden, maar later werd op de uit van Mierevelt's atelier afkomstige portretten, welke niet geteekend of met zijn gewone merk voorzien waren, een naam gezet, en dikwerf dien van een beroemd geworden leerling, en op die wijze kreeg de falsificatie een crimineelen stempel.
Andere voorbeelden zijn aantehalen, maar dit eene staaft de bewering, dat er vroeger, veel vroeger, reeds falsificatie in de kunst was.
Thans wordt dit hoe langer hoe erger. Oppassen is tegenwoordig de boodschap. Kijk maar eens naar het antiek zilver in de magazijnen. Indien Groningen en Schoonhoven er niet waren dan zouden de magazijnhouders en antiquariussen onmogelijk aan alle aanvragen kunnen voldoen.
Alles wordt nagemaakt, tot mummies en potscherven in kluis. Men moet tegenwoordig ter dege uit zijn oogen zien, en al doet men dit, dan wordt men nog bedrogen, want zelfs gebreken worden kunstmatig aan de voorwerpen toegebracht om ze een oud voorkomen te geven.
Men ent den houtworm, bijvoorbeeld, op nieuw hout, en als dat venijnige diertje zijn gangen gegraven en zijn poorten geopend heeft, dan doodt men het met X-stralen om het niet verder te laten voortwoekeren.
De wetenschap wordt dus onbewust hulpmiddel om het bedrog in de hand te werken.
Mijn zij op zijn hoede!
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.
Den Haag.