studieën. Maar aan den anderen kant zijn toch ook deze, oogenschijnlijk zoo los daarheen geworpen schetsjes uit het kinderleven, zulke meesterstukjes èn naar den stijl èn naar het begrijpen van hun inwendig-ik, dat ik geneigd ben ze nog hooger te stellen, dan zelfs het breed-opgezette verhaal Het beloofde land, of het zoo kloek-geschreven Machten. - Stuk voor stuk zijn deze stukjes kinderleven echte juweeltjes. Het aandoenlijke ‘Vader,’ 't fijngevoelige St: Nicolaas, het zoo recht de ellende van 'n armeluis-kind begrijpende Dirk, 't leuke, jolige Wraak, allemaal zijn 't bewijzen, hoe deze vrouw de kinderziel verstaat, hoe ze die heeft beluisterd, hoe ze 't inwendige en het uitwendige weet samen te binden, hoe ze 't verband, 't onzichtbareverband daartusschen instinctmatig voelt. - Want dat is het juist, het zoo mooie in haar kunst, dat ze geen oppervlakkige photo's geeft van kinderleven, maar dat ze je laat zien hun drijfveeren, hun zijn en wezen, hun uiterlijk met elkaar omgaan, als 'n gevolg van hun omstandigheden, karakter, opvoeding.
Van den meesterlijken vorm, den vluggen, vlotten toon, die zoo eenvoudig is dat je den indruk krijgt: Zoo zou ik 't óók kunnen, (zoo iets is juist het wàre, want probéér 't eens), kan ik niet genoeg goeds zeggen. Ik bewonder dat alles onbegrensd.
- Ten slotte nog een vraag. Is de vrouw, die het koel-koude, alleen verstandelijkredeneerende Machten schreef inderdaad een andere geworden, of lijken haar portretten misschien geen van beiden.? Dat, hetwelk van haar verscheen in de portretten-reeks van de Lelie, heeft niet de minste overeenkomst met het gelaat, dat je thans aanblikt uit: Kinderen. En het vreemdste is dat juist dit láátste portret, (of heeft de heer van Kampen een oud afgedrukt?), eigenlijk naar mijn idee beter past bij het Machten-genre, terwijl het vroegere, dat in de Lelie werd opgenomen, zoo gansch en al overeenkomt met den indruk die Kinderen maakt. - Hoe dit zij, ik heb mevrouw Ina Boudier Bakker nooit persoonlijk ontmoet, nooit gezien zelfs, nooit iets van haar gehoord, noch door haarzelve, noch door anderen; ik ken haar alleen als schrijfster, en, heb ik haar als zoodanig steeds gehouden voor een talentvolle vrouw, nu, na de lezing van Kinderen, voeg ik er bij, zij is een uitzondering onder schrijvers en schrijfsters beide, in het verstaan, het teer en innig afluisteren van 't kindergemoed, en, wat zij beluistert, dat legt ze neer in kleine meesterstukjes naar den vorm. - Ik durf zeggen, wie 't heel-mooie van Kinderen niet kan in zich opnemen, die toont daarmee dat hij-of-zij zelf heeft 'n bedorven gemoed.
Levenswil door Dr: H.J.M. Schoenmakers. Amsterdam, (Scheltens en Giltay). - Dit is een van stijl en karakter-ontleding gansch en al ontbloote verheerlijking van het je-zelf-dienen vóór en boven alles. De platte manier waarop de dingen hier gezegd worden, geeft den indruk, dat de schrijver in geen extrabeschaafd milieu pleegt te verkeeren; b.v. de gesprekken van juffrouw Leonie met haar dienstmeisje over haar ‘liefde’ doen je vreemd aan. Ik kan 't me niet goed voorstellen, dat 'n jong, schuchter, teer-voelend meisje 't zich kalm laat zeggen door de meid, hoe ze blijkbaar méér houdt van haar biechtvader dan wenschelijk is voor haar, en hoe dat de reden is van haar slecht-uitzien. En evenmin kan ik me voorstellen een bescheiden eenvoudige dienstbode, die, als haar jonge meesteres haar vraagt: Vindt je dat ik 'n indruk maak van ziek-zijn, antwoordt door't portretalbum open te slaan, en met den vinger veelbeteekenend te wijzen op de photo van den biecht-vader; waarbij haar toelichting dan heel gemoedelijk volgt... In plaats van Levenswil moest dit boek liever heeten Eigen-ik bovenal, want daarop komt 't gansche gedoe neer! Als verhaal, als literair werk staat het zoo laag, dat niemand, ook niet de minst-veeleischende romanetjes-lezer, er door geboeid zal worden.