werkwaardige vlugheid te onderstboven. Natuur gaat boven de leer! Wij zijn allen lid - dat mag althans niet anders wezen - van deze en gene liefdadige instelling en we zeiden misschien wel eens ‘het wordt te erg en ik ga eens aan het schrappen,’ doch hoe zelden kwam het er ‘op stuk van zaken’ toe. Menigmaal namen we ons voor, hieraan en daaraan niet mee te doen, totdat iemand kwam vragen of totdat een lijst ons aangeboden werd en... och ja, we gaven maar weer, wel eens omdat w'er ons - dat was laf! - niet ‘met fatsoen’ wisten of durfden af te maken, doch even dikwijls omdat wij het doel toejuichten.
Reeds lang te voren worden vergaderingen gehouden om plannen te ontwerpen met het oog op den naderenden winter. Begrootingen worden opgemaakt, welke maar al te dikwijls doen zien wat het beteekenen wil ‘rond te komen.’ Er moet een extra-inschrijving opengesteld worden, want de inkomsten kunnen de uitgaven bij lange na niet dekken.
Enkelen vormen een kring om plannen ‘op touw te zetten,’ ten einde een goed werk tot stand te brengen.
Vereenigingen gaan een beroep doen op krachtigen steun. Naast lang bestaande treden nieuwe in het leven. Alom ellende en jammer. Men bereidt zich voor om weldra bij de ingezetenen aan te kloppen.
De aanvragen bereiken ons en de vragers komen tot ons.
's Morgens aan het ontbijt een circulaire voor ‘armenzorg,’ voor ‘kinderkleeding en kindervoedsel’, voor ‘uitdeeling van warme spijs,’ voor ‘verstrekking van schoolpantoffels,’ of voor andere goede dingen.
Een heerlijke morgengroet! Och, brenge hij ons niet te zeer uit het humeur!
Ge zijt verdiept in uw dagblad, maar stuit telkens op advertenties met opschriften, als: ‘Edele menschenvrienden,’ ‘Wie spoedig helpt, helpt dubbel,’ ‘Een ontzettende ramp,’ ‘Een ongelukkig gezin’ ‘Weldadige landgenooten,’ enz, enz. Vult maar aan; moeite kan het u niet kosten.
Tast nu maar diep in den zak. Zóo begint uw dag. Ge zit aan uw werk; ge stondt juist gereed er op uit te gaan, want de zaken roepen u; de huishoudelijke arbeid vangt aan. Er wordt gebeld en het is weer het oude liedje.
Min of meer vermoeid, opgewekt of verdrietig gestemd - er kan op een dag heel wat gebeuren! - komt ge tehuis. Rustig nu eens gaan zitten om wat te soezen, te lezen, na te zien, te babbelen, huiselijk genot te smaken.
Maar ja wel! Daar gaat de schel over. Een mijnheer of dame komt u ‘maar heel even’ - doch ‘heel even’ is elastisch - spreken. 't Is weer om steun te doen. Dan een juffrouw die een breischool heeft en haar arme kindertjes een verrassing wil bereiden; een ander verzoekt een gift met het oog op 5 December of voor een Kerstfeestviering. Wederom een ander komt voor een zieke, een weduwe, een kraamvrouw, een arme blinde, een echtpaar dat men een zonnigen herinneringsdag wil bereiden. Het houdt niet op.
Er komen mooi geschreven, maar ook onleesbare brieven; biljetjes van heel slecht papier en niet minder slecht gedrukt.
Uw brievenbus bevat ook een en ander met een ‘wordt teruggehaald.’ Dan een collectant voor wezen, verlatenen of een van wege de diaconie.’
Men komt u loten, soepkaarten, een inteekening op een ‘liefdadigheidsvoorstelling’ (desnoods met bal na), voor een ijsfeest, enz. aanbieden, u uitnoodigen tot een bezoek aan een bazar, aan een ‘fancy-fair’ en wat dies meer zij. Het eene ‘vriendelijk verzoek’ volgt het andere op. De lijsten verdringen elkaar. Geen wonder dat dan een mensch wel eens zuchtend uitroept ‘al weer wat!’ ‘komt er nooit eens een eind aan?,’ ‘ze denken zeker dat ik het geld maar voor het opscheppen heb.’
Wij gaan misschien pruttelen en worden ontstemd. Menig humeur lijdt onder al dat ‘vragen.’ Oordeel zacht!
En toch.... wij kunnen ook goed gestemd blijven en een zeker medelijden hebben met al die ‘vragers,’ begrijpend hoe moeilijk het hen soms valt dat te doen, maar het moet wel.
Op wat al verschillende wijze worden zij ontvangen!
Hoevelen vergeten welk een werk - berekenen, rollen verdeelen, onderzoeken - eerst verricht moest worden. Eindelijk gaat men er op uit, weer en wind trotseerende niet zelden, en men komt bij het publiek.
En dan? Men treft onverschilligen, gierigaards, harteloozen aan, rijken die soms te weinig doen, eenvoudigen die verrassen, lomperds die kortaf en ruw bejegenen, anderen die u lang ‘aan den praat houden’, om toch ‘met 'n kluitje in 't riet’ weggestuurd te worden.