dente lezen. Ja, gezondheid is wel een gróóte schat, maar of het de grootste is betwijfel ik toch wel eenigszins, omdat er zoovele gezonden zijn, die hunne gezondheid juist zoo weinig waardeeren, terwijl omgekeerd menig zieke een tevreden, voor andere menschen nuttig bestaan weet te leiden. - Zeker is het, dat je 't herwinnen van je gezondheid dubbel waardeert na tijden van zwakte of ziekte; dat weet ik bij ondervinding. -
Willy. - Ik zond U het sprookje terug. Dank voor Uw vriendelijke woorden aan mijn adres over de Lelie. - Natuurlijk dat gij er niet altijd ‘alles’ mee eens zijt. Daarover heb ik 't al meermalen gehad in dit Blad, dat het dan nog al 'n saai water-en-melk blaadje zou worden, als iedereen ‘alles’ er mee eens ware. -
Annie D. - K. - 't Spijt mij heel erg, dat ik U zoo lang liet wachten op antwoord. - Het had geen enkele reden van bijzonderen aard. Hoe zou het ook! - 't Gezondene heb ik in goede orde ontvangen, en komt spoedig. - Gij hebt wèl werkkracht in U, dat gij daar in Indië zoo vlijtig werkt, ondanks hitte en afmattend klimaat. En Uw succes zal U wel een beetje veerkracht geven óók, nietwaar? 't Huishouden erom verwaarloozen vind ik in een getrouwdevrouw iets vreeselijks. Enfin, gij weet hoe ik daarover denk. - - Soekaboemi, waarheen gij denkt te gaan, ken ik; ik was er langeren tijd tot herstel van gezondheid, en vond het klimaat heerlijk-koel, maar 't primitieve van allerlei dingen, b.v. 't slechte licht 's avonds, deed me terug verlangen naar ons hotel op Java. -
Het is heel vriendelijk, dat gij mij ‘manga's’ zoudt willen zenden, maar die vruchten kunnen me niet bekoren. - Ik vind ze vreeselijk. - Dus dat treft maar goed. - En nu, houdt U maar goed tot de tijd weer aankomt van repatrieeren; gij zijt zoo jong heengegaan, dat U in 't vaderland nog heel wat prettige jaartjes wachten, willen we hopen. -
Joh: P. - Ik ben blij, dat mijn inleiding bij dat artikel was wat gij bedoelt. - Zooveel mogelijk wil ik U graag helpen in dat alles, maar het is niet gemakkelijk den rechten weg te vinden, omdat het zoo heel moeilijk is die meisjes te bereiken. Hen ‘ondervragen’ geschiedt, meen ik, wel-eens; althans in het buitenland. - Maar of het iets helpt betwijfel ik ten zeerste. - Hoe jammer dat gij, zoo nabij het doel, toch nog het zaagt ontglippen. - Dank voor Uw vriendelijke woorden aan mijn adres. -
Mevr: M.G. van H. - Ik heb U, geloof ik, niet toegezegd, dat het gedichtje in een bepaald nommer zou worden geplaatst? - Zulke toezeggingen doe ik bijna nooit, en gij vergist U waarschijnlijk daarin. Het andere is zooals gij weet aangenomen. - Zoo mogelijk geef ik beiden spoedig een beurt. - Van U ‘vergeten’ is geen questie; ik dank U ook zeer vriendelijk voor Uw hartelijke woorden naar aanleiding van ‘Gelukkig maken.’ -
Duritia. - Ik hoor nog maar steeds niets van U! - Hoe is die zaak toch afgeloopen? - Zelf kan ik U op dat punt zoo weinig hulp of raad geven, omdat het natuurlijk een geheel ander iets is, dan een boek-uitgeven. Als ik U was, gaf ik 't niet uit handen aan onbekenden, die er belang bij kunnen hebben het te lezen, en van den inhoud te profiteeren. - Het vers van dien kennis vind ik nog al middelmatig; - ik heb het maar verscheurd. - No. I en II ondergingen óók dat lot. Het hon: weet de uitgever. Zendt Uw nota blanco in. -
Sigurd. - Ik vind het stukje niet heel geschikt voor de Lelie; het is noch een schetsje noch iets anders. - Zendt iets méér wetenswaardigs ‘uit Noorwegen.’
H.H. te S. - ‘Een welverdiende hulde’ wordt geplaatst.
Hotspur. - ‘Men’ plaats ik gaarne. Zorgen is wat onbeduidend. Als gij er een slot aan hadt kunnen maken, (maar welk slot, als je geen bepaald geloof hebt, weet ik ook niet), dan had het als hoofdartikel kunnen dienen. Wat beteekent de vertaling van ‘Dat vergeet men niet’? Nu dat reeds is opgevoerd, kan ik het toch niet óók nog eens afdrukken in de Lelie. Vindt gij het mooi? Ik vind het een onnoozel dingetje; het is gansch en al ondoordacht; een vader, die eerst hardnekkig weigert zijn dochter te laten trouwen, en dan dadelijk wordt omgepraat door zijn vrouw, van wie hij jaren lang vervreemd leefde, en wier toespelingen op hun beider vroegere verliefdheden toch niets nieuws voor hem inhielden! - Ook het slot, die theatrale bijna-verdrinkerij van die dochter is zoo onècht. De voorstelling in den Stads-schouwburg hier was heel weinig volmaakt; misschien hebt gij gelezen wat ik daarover schreef in De Telegraaf? - ‘Een gecostumeerd bal’ wordt geplaatst.
Lausanne. - Ja-zeker, zendt. s.v.p. die andere ‘brieven’ ook!
Mevr: B. de G. - 't Manuscript zond ik ter drukkerij; ik dank U hartelijk voor Uw vriendelijke woorden aan mijn adres en aan dat der Lelie. - Hoe ik over 't afscheid van een woonplaats denk, zei ik reeds aan ‘G.’, dus zoo ging het mij ook deze maal. - De ‘fragmenten’ uit dat boek lijken mij juist iets voor de Lelie. - Maar wilt U het dan eerst aan den uitgever laten weten; het is met dat vertaalrecht zoo'n eigenaardige questie van die heeren onderling; daarom is het beter dat hij ervan weet. - Hartelijke groeten aan U-zelve en Uw dochter.
Mies. - Het stukje is van U. Nu dat doet me wezenlijk plezier, want ik vind het wel 'n aardig dingetje. - Ik ben blij, dat gij ‘kniplessen’ neemt, want, een van de dingen die m.i. tot de opvoeding van elk meisje moesten behooren is: naaien, verstellen, japonnen-maken, enz. En juist die dingen leert zij heden ten dage zoo weinig. Een goede huisvrouw, al is zij nog zoo rijk, moest gansch en al kunnen zorgen voor hare eigen kleeding; in vroegeren tijd maakten de jonge meisjes hun eigen uitzet, en leerden ze, althans in Duitschland, zonder uitzondering naaien en japonnenmaken, zoodat ze hunne kinderen en zich-zelf later konden ‘heelhouden.’ - Kom daar nu eens om! - Dat ik U van dien ‘afkeer’ genas, doet me natuurlijk veel plezier. - Ja gij hebt gelijk, dat het komt door allerlei invloeden van buiten, maar bij wat nadenken erover spreekt het van zelf, dat wij daaraan toch niet mogen toegeven!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.