| |
| |
| |
27 September 1905.
19de Jaargang.
No. 13.
| |
Hoofdartikel
Inleiding.
Het Comité, dat het hieronder volgend artikel onderteekent, verzocht der redactie het onverkort te willen opnemen, en er een inleidend en aanbevelend woord aan te willen toevoegen. Bijzonder gaarne voldoe ik wat mij betreft aan die uitnoodiging, omdat er weinig dingen zijn, die mij zoo diep beklagenswaardig vóórkomen als het lot der onbeschermde en onervaren jonge-vrouw, welke haar eigen weg moet zoeken door het leven, en die daarbij is omgeven door gevaren en door listen en lagen, waarvan de man, door zijn geslacht, geen last heeft, en die zij in menig geval eerst doorziet als het te laat is. - Ik-zelve ben, heel jong reeds, alleen geweest in den vreemde, en ik herinner me nog zoo goed de ontzetting, de afschuw, waarmee ik gehold ben door de straten van Berlijn, om een ouden kerel, die me lastig viel, - onervaren onnoozel meisje dat, niets kwaads vermoedend, naast hem voor een winkel bleef staan, - te ontkomen.
Van de valstrikken, die een alleen-staand jong meisje - al is zij ook volstrekt niet mooi en volstrekt niet bijzonder in het oogvallend, - gespannen worden om haar er ‘in te laten loopen,’ heb ik een beter en juister begrip gekregen dan de meeste jonge meisjes van mijn stand en mijn opvoeding, omdat ik, - waar deze dikwijls tot op middelbaren leeftijd toe welbeschermd en welbewaakt door ouder-of familie-zorg thuis blijven zitten aan den huiselijken haard, en zelfs niet vermoeden wat er omgaat op dit speciaal gebied in het groote wereld-leven, - al heel jong alleen stond, in vreemde landen, onder vreemde menschen, in vreemde omstandigheden, eene die zich zelf moest redden, en was aangewezen op zelf uit de oogen kijken, in plaats van mijn bed gespreid en mijn boterhammetje gesmeerd te vinden, door anderen die voor mij werkten en voor mij zorgden. - Van daar, dat ik-voor-mij nooit een vrouw, die ‘viel’, zal veroordeelen, alleen haar zal beklagen. In de meeste gevallen is zij zoo geworden niet uit ‘slechtheid’, maar door ongelukkige omstandigheden, door mooie en bedriegelijke beloften, dikwijls door den nood, omdat een patroon haar niet anders in dienst neemt of houdt, tenzij zij zich aan hem geeft, en aan zijn verlangen te gemoet komt. Voeg daarbij dat een groot deel der vrouwen uiterst lichtgeloovig zijn, en zich laten verschalken door voorgewende baronnentitels, door voorspiegelingen van trouwen, van geldbezit, door honderd andere listen, die dienen om hen ten verderve te voeren. - In géén opzicht, is de man zoo vindingrijk als in het uitdenken van middelen om een vrouw, - zelfs een leelijke en oude is hem dikwijls nog goed genoeg, - in zijn macht te krijgen, goedschiks of kwaadschiks. En daarom kan men de vrouw nooit genoeg helpen tegen hem in dit opzicht, nooit, genoeg haar waarschuwen, nooit genoeg medelijden met haar hebben. - Men heeft, mij hierin wel eens verkeerd begrepen, waar men
meende dat ik den man niet hard genoeg veroordeelde, omdat ik zijn onzedelijkheid beschouw als een onuitroeibare eigenschap van zijn geslacht. Géénzins is dat het geval. Integendeel, zóó zeer trek ik in dit opzicht de partij van de vrouw, en zoo onbepaald verfoei ik de mannelijke lichtzinnigheid en gemeenheid ten hare opzichte, dat ik me altijd verheug wanneer het haar een enkele maal gelukt hem op hare beurt tot haar slachtoffer te maken, zooals b.v. in Parijs, waar de slimme en doortrapte demi-mondaines de kunst verstaan, den manlijken bezoeker dikwijls voor duizenden en nog eens duizenden handig te bestelen, (entôleuses.) Nooit lees of hoor ik iets dergelijks, of het verheugt me innig, dat de man althans op de een of andere wijze iets terugkrijgt voor al het onberekenbare kwaad, dat hij de vrouw aandoet. Maar wèl geloof ik, dat de zinnelijkheid den man is ingeschapen, aan hem kleeft als een niet te veranderen smet, (natuurlijk spreek ik steeds in algemeenen zin, behoudens de uitzonderingen die er óók zijn), en juist
| |
| |
daarom geloof ik óók, dat wij vrouwen elkaar nooit genoeg kunnen helpen en den weg wijzen en de oogen openen voor dat speciale gevaar. Zoo er ooit sprake moet zijn van een band tusschen de vrouwen onderling, dan zeker in dit bepáálde geval. Van welke richting, van welken stand we ook zijn, tot welk geloof we ook behooren, welke maatschappelijke positie we ook innemen, of we getrouwd zijn of ongetrouwd, vrouw zijn we in elk geval, (en alleen dóór dat vrouwelijke lichaam, al zijn we ook leelijk of niet jong meer, begeerlijk voor een zeker, lang niet gering aantal mannen, die niets anders van ons verlangen dan 't voldoen eener dierlijke begeerte.) En om die reden, omdat we daarin allen 't zelfde zijn, allen gelijk staan, is het m.i. onze dure plicht elkaar in ieder opzicht bij te springen, waar het de gevaren geldt waaraan we ten zijnen opzichte zijn blootgesteld, gevaren zoo menigvuldig en zoo vreeselijk, dat menig onervaren of lichtgeloovig meisje, of zelfs jongevrouw, voor altijd haar levensgeluk, haar eer, hare gezondheid verliest, om niet te spreken van ‘de schande’, waarmede alleen de ongehuwde moeder nog steeds vervolgd wordt, voor de zonde aan haar begaan door een dikwijls van iedereen in stilte gekend, slechts naar den schijn ‘onbekenden’ vader, die als ‘Stütze der Gesellschaft’, om met Ibsen te spreken, hooggeëerd en geridderorderd en bespeecht ten grave daalt, terwijl de vrouw die hij verleidde, en de kinderen die hij in een oogenblik van louter zinnelijke, egoïste begeerte in het leven riep, gedurende hun gansche bestaan gebukt blijven onder den last der ‘schande’.
Ik herhaal, gegeven de man-natuur, betwijfel ik voor mij of het ooit mogelijk is zoo'n ellende en zoo'n misverstand gansch en al uit te roeien, maar hoe dat zij, in èlk geval is het ons aller-vrouwenplicht elkaar te helpen en te steunen tegen die man-natuur, die ons wil misbruiken tot lage doeleinden. - Daarom beveel ik dit onderstaand artikel met den meesten nadruk aan.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
Informatie-bureau tot bescherming van vrouwen en meisjes.
Wij wenschen de aandacht te vestigen op de opening van een informatie-bureau tot bescherming van vrouwen en meisjes.
Deze oprichting, waarnaar in andere landen nog met verlangen wordt uitgezien, mag hier niet met stilzwijgen worden voorbijgegaan, en wij willen daarom met enkele woorden uiteenzetten hoe dit bureau is tot stand gekomen, en in welke nooden het zal voorzien.
Het informatie-bureau is opgericht door het ‘Nationale Comité tot bestrijding van den handel in vrouwen’.
In deze dagen van veel strijd en verdeeldheid is het dubbel aangenaam eensgezinde samenwerking waar te nemen tusschen vereenigingen en personen van uiteenloopende overtuiging op godsdienstig en maatschappelijk terrein voor een hoog, gemeenschappelijk doel. Een sprekend voorbeeld van zoodanige samenwerking levert het Nationale Comité tot bestrijding van den handel in vrouwen.
Dit Comité, als rechtspersoon erkend bij Koninklijk besluit van 7 September 1905, No. 48, is samengesteld uit afgevaardigden van de elf navolgende vereenigingen, die zich alle ook bescherming van minderjarigen, of voorkoming of bestrijding der prostitutie ten doel stellen:
De Ned. Vereeniging tegen de prostitutie, de Ned. Vrouwenbond tot verhooging van het zedelijk bewustzijn, de Vereeniging ter behartiging van de belangen der jonge meisjes, de Ned. Middernachtzending-Vereeniging, de Vereeniging tot steun van verwaarloosden en gevallenen, de Roomsch-Katholieke Vereeniging tot bescherming van Meisjes, de Vereeniging ‘Onderlinge Vrouwenbescherming’, de Ned. Bond tot Kinderbescherming, de Rein-Levenbeweging, de Ned. Christen-Vrouwen-Geheelonthouders-Unie, het Nationaal-Bureau voor Vrouwenarbeid.
Een zeer verscheiden groep vereenigingen van allerlei richting en kleur, maar alle één in het uitnemend practisch doel: bescherming van vrouwen en meisjes tegen gevaren, die haar zedelijk leven bedreigen.
Velen zijn bekend met de geschiedenis van de oprichting van dit Comité en van de Europeesche beweging waaraan het zijn ontstaan dankt, maar voor de velen die er wellicht nog onkundig van zijn, lijkt het ons belangrijk gebeurtenissen, die van invloed zullen zijn op de geschiedenis van de beschaving, in herinnering te brengen.
Het Nationale Comité maakt deel uit van eene invloedrijke internationale organisatie, die in 1899, na het eerste Internationale Congres tegen den dusgenaamden blanke-slavinnenhandel te Londen, werd gesticht en die thans alle Europeesche landen - behalve Griekenland en Turkije - omvat. Sedert 1899 werden er drie internationale en verscheidene nationale congressen gehouden, waar, als het resultaat van belangrijke besprekingen, verschillende practische instellingen of maatregelen tot bescherming van meisjes in 't leven werden geroepen door de vereenigingen, die aan die congressen deelnamen.
Maar van nog meer beteekenis is, dat reeds na twee congressen deze internationale organisatie wist te bewerken, dat de Fransche Regeering, daartoe gebracht door den Voorzitter van het Fransche Comité, den bekenden Senator Berenger, eene uitnoodiging zond aan alle Regeeringen van beschaafde landen om afgevaardigden te zenden naar een officieele Conferentie, die 15 Juli 1902 te Parijs bijeenkwam om maatregelen te beramen tot be- | |
| |
strijding van den z.g. handel in blanke slavinnen. Eene Conferentie, die boven verwachting slaagde, daar deze afgevaardigden (de Nederlandsche Regeering was vertegenwoordigd door Jhr. Mr. A.J. Rethaan Macaré, Jhr: Mr. A.F. de Savornin Lohman en Ds. H. Pierson) reeds na enkele dagen tot eenstemmigheid kwamen betreffende een combinatie van belangrijke maatregelen ter gemeenschappelijke en zooveel mogelijk uniforme bestrijding van den internationalen handel in vrouwen en meisjes. De voornaamste van de voorgestelde maatregelen waren, dat de toegetreden Regeeringen zich verbonden als een ernstig misdrijf strafbaar te stellen: het ronselen van vrouwen, speciaal wanneer het minderjarigen geldt, of wanneer het met geweld, bedrog, of misbruik van gezag gepaard gaat. Voorts werden verschillende maatregelen voorgesteld betreffende de vervolging en uitlevering van de schuldigen aan dit meestal internationale misdrijf.
Het protocol bevat in zijn tweede afdeeling bepalingen van administratieven aard. De belangrijkste zijn: dat ieder der aangesloten Regeeringen een ambtenaar zal benoemen, belast met het bijeenverzamelen van alle inlichtingen omtrent ronselarij in vrouwen of meisjes; dat er toezicht zal uitgeoefend worden op stations, havens van inschepingen gedurende de reis tot het tegengaan van dezen handel; dat vrouwen of meisjes van vreemde nationaliteit, die zich aan prostitutie overgeven, zullen ondervraagd worden wie haar bewogen heeft haar vaderland te verlaten; terwijl, in overleg met particuliere vereenigingen, zij die dit wenschen, of voor wie dit wordt verlangd door de personen die gezag over haar hebben, in de gelegenheid gesteld zullen worden naar haar land terug te keeren.
Ook de Nederlandsche Regeering heeft zich - voorloopig gedeeltelijk - tot uitvoering van het Parijsche protocol verbonden, en wel juist tot uitvoering van deze administratieve maatregelen, zoodat hier een vruchtbaar terrein voor samenwerking tusschen de Overheid en de particuliere vereenigingen geopend werd.
Wat de reden is weten wij niet, maar een feit is het, dat met de uitvoering van deze maatregelen door onze Regeering nog geen aanvang is gemaakt, en dat ook onze Kamerleden nog zeer weinig belangstelling hebben getoond in deze zaak, waarvan het belang in andere landen zoozeer gevoeld wordt. Vooral de Duitsche Regeering heeft een goed voorbeeld gegeven, daar is reeds sedert bijna twee jaar een Officieel Regeeringsbureau met een ambtenaar aan het hoofd (de heer H. von Tresckow) in volle werking, welk bureau niet stil heeft gezeten, maar in dien korten tijd reeds zeer belangrijke gegevens heeft bijeengebracht betreffende den internationalen en binnenlandschen vrouwenhandel in Duitschland. Tal van ronselaars en hunne handlangers zijn vervolgd en veroordeeld, en hunne praktijken worden met succes tegengegaan. Ook hield het bureau reeds meerdere belangrijke enquêtes naar dien handel in Rusland, Rumenië, en ook in ons land!
Is van onze Regeering dus in dezen nog geen actie uitgegaan, het particuliere initiatief heeft niet stil gezeten. Het eerste werk door het Nationale Comité verricht, was het instellen van een enquête naar den omvang van den handel in vrouwen. Deze enquête gehouden voor rekening van dit Comité, (de kosten hebben ruim drie duizend gulden bedragen), uitgevoerd door den toenmaligen Inspecteur van Politie J. Balkestein (thans Adjunct-Inspecteur ter uitvoering van de drankwet), die daartoe welwillend verlof had gekregen van den Burgemeester van Haarlem, heeft een jaar geduurd. Het belangrijke rapport, dat er van is opgemaakt, is niet in den handel verschenen, omdat dit niet gewenscht was, maar een exemplaar is gezonden aan den Minister van Justitie (Mr. Loeff), nadat zijn ambtsvoorganger, (Mr. Cort van der Linden), den meest onbekrompen moreelen steun voor dit onderzoek had verleend, en verder zijn de Nationale Comité's van alle landen in Europa, waar deze bestaan, in het bezit van een uittreksel van het rapport (in het Fransch vertaald). Een der Duitsche afgevaardigden op het Congres van 1904 te Zürich noemde dit rapport een goudmijn voor de kennis van deze toestanden.
Hoofdtaak van het opgerichte informatiebureau zal nu zijn, dit werk te bestendigen. Voortdurend, geregeld, zal nu dit onderzoek over het geheele land geschieden, Het wordt een groote organisatie, die zich in verbinding zal stellen met dergelijke buitenlandsche organisaties, die in wording zijn, en waarvan de hoofdpersonen, door de internationale congressen, reeds goede bekenden zijn van de bestuursleden van het Nederlandsche Comité, zoodat er goede hoop is dat over eenige jaren een wereld-organisatie in werking zal zijn;
| |
| |
en dat is dan ook noodig om een wereldkwaad te bestrijden.
Aan het bureau worden niet alleen verzameld de adressen van verdachte huizen, onbetrouwbare verhuurkantoren, vrouwenronselaars en hunne handlangers, en andere personen, tegen wie gewaarschuwd moet worden, maar daar wordt ook een volledige lijst aangelegd van vereenigingen, inrichtingen, gestichten en personen over geheel Nederland, die bereid zijn tot voorlichting of bescherming van meisjes, en om raad of hulp te verleenen.
De bedoeling van het Nationale Comité is om, door middel van dit bureau met zijne correspondenten en die der aangesloten vereenigingen (van welke sommige reeds jaren een dergelijk doel nastreefden), een eenvoudigen weg open te stellen, om allerwege vertrouwbare inlichtingen te bekomen, door bemiddeling van de overige nationale comité's ook in het buitenland.
Wanneer het een vaste gewoonte werd, dat geen meisje meer op goed geluk arbeid ging zoeken in een vreemde stad, zonder dat zij vooraf in de plaats waar zij heentrekt een goed Tehuis weet, waar zij veilig wezen kan, tot zij een betrekking gevonden heeft, dan zou de handel in vrouwen op den duur kwijnen, in elk geval belangrijk verminderen.
Adressen van goede Tehuizen, in binnenen buitenland, en alle andere gewenschte inlichtingen van dezen aard, b.v. of een betrekking, welke een vrouw of meisje buiten de plaats harer inwoning aangeboden wordt, uit zedelijk oogpunt veilig kan aanvaard worden, verschaft het bureau gratis.
Verbazing wekt het, hoe lichtvaardig vele meisjes naar het buitenland vertrekken. Zoo komen er jaarlijks honderden meisjes van allerlei nationaliteit naar Londen, door onbetrouwbare advertenties of verhuurkantoren of op andere wijze gelokt. Een groot aantal dezer meisjes lijdt schipbreuk, en vervalt tot allerlei ellende, wanneer niet een of andere liefdadige vereeniging of persoon zich over haar ontfermt.
Velen schijnen maar niet te kunnen begrijpen, dat nergens ter wereld goede betrekkingen worden aangeboden aan wildvreemden, allerminst aan dezulken die de landstaal niet verstaan, en die geen waarborgen kunnen geven van bekwaamheid voor de vereischte werkzaamheden.
Ook bij vooraf overeengekomen plaatsing reize geen meisje zonder voldoende geldmiddelen, om in staat te zijn, in geval van teleurstelling, in een Tehuis voor Vrouwen eenige dagen te kunnen logeeren en desnoods naar huis te kunnen terugkeeren.
Een jonge vrouw, zonder middelen van bestaan in den vreemde, wordt, door den nood gedrongen, zooveel lichter een slachtoffer van verleiding of ronselarij.
Voor den arbeid van dit Bureau is financiëele steun noodig en zeer welkom. Voor toezegging van jaarlijksche bijdragen of giften houdt zich zeer aanbevolen de penningmeesteresse van het Nationale Comité Jonkvr. H. Hartsen te Hilversum. Eere-Voorzitter van het Comité is Ds. H. Pierson, President-Directeur der Heldring-Gestichten; Voorzitter Jhr. Mr. O.Q. van Swinderen, President van de Arrondissements-Rechtbank te Groningen; Voorzitter van het Dagelijksch Bestuur, Mr. A. de Graaf te Utrecht. Voorts gelieve men zich voor alle correspondentie te richten tot den heer G. Velthuysen Jr., den Secretaris van het Informatie-Bureau tot bescherming van vrouwen en meisjes, Noorderstraat 20 Amsterdam.
Maar de reden waarom wij zoo uitvoerig de aandacht hebben gevestigd op de opening van het Informatie-Bureau, is toch niet alleen om financiëelen steun te verzoeken. Zonder dien steun kan natuurlijk niets tot stand worden gebracht, maar aan dien steun alleen hebben wij niet genoeg, wij vragen aller medewerking, niet het minste van de Nederlandsche Pers. De steun, dien wij vragen, is in de eerste plaats: sympathie; sympathie van de pers en het geheele beschaafde publiek. Ons werk is zeer moeilijk, wij kunnen niet buiten uw sympathie.
De tijd is gelukkig voorbij, dat het als bewijs van ontwikkeling gold, om dergelijk werk te lachen. Maar belangstelling, sympathie is er nog weinig. De oorzaak daarvan is naar wij meenen vooral onbekendheid met dit werk, meer nog dan onverschilligheid, en daarom stellen wij ons voor geregeld mededeelingen van ons werk te doen (voor zoover dit mogelijk en raadzaam is) aan de pers. Zooals het hoofd der geheime politie te Parijs op een der congressen aanraadde: ‘Maak u toch de pers tot vriendin; krachtiger steun is er niet. Gij kunt dit doen door geregeld kleine belangrijke mededeelingen aan de pers te verstrekken, meer vraagt zij niet!’
| |
| |
Maar in de tweede plaats vragen wij; geef ons alle inlichtingen op dit gebied, die u ter oore komen, en die gij weet dat juist zijn; of waard zijn onderzocht te worden. Alle mededeelingen van verkeerde toestanden, van exploitatie van kinderen voor onzedelijke doeleinden, adressen van verhuurkantoren of besteedsters die onbetrouwbaar zijn gebleken, enz. enz., dit alles is welkom, en kan te pas komen. Van het bureau kan men volkomen verzekerd zijn.
Ten slotte: men make gebruik van dit bureau. Door zijn vele correspondenten door het geheele land en zijn relaties in bijna alle landen van Europa is het in staat inlichtingen te verstrekken; doordat in zijn bestuur vele van de grootste vereenigingen van verschillende godsdienstige en maatschappelijke richting vertegenwoordigd zijn, is het in staat zoo noodig hulp te verleenen, althans aanwijzingen te geven hoe hulp is te bekomen.
En zoo zal door veler samenwerking wellicht iets van de namelooze ellende op dit gebied worden voorkomen.
|
|