Later heb ik me verwonderd, dat tijdens die mis alleen voor de gesneuvelde officieren werd gebeden, en niet voor de matrozen die naast Rojdestvenskie den dood vonden; waarschijnlijk is dit een van de redenen die hun woede heeft opgewekt.
Rojdestvenskie! Ik hoor hem nog tegen me zeggen: ‘Ik heb geen vloot, ik heb geen bemanning, geen kanonnen; ik heb niets, niets?’....
En ik dacht dat hij dit lachend zei!
Een telegram uit Japan heeft gemeld, dat men de waarheid verborgen houdt voor den ongelukkigen admiraal.
Hij verkeert in de meening dat een groot gedeelte van de vloot Wladiwostok heeft kunnen bereiken. Toen ieder in den waan verkeerde dat hij een vloot bezat, wist hij alleen van hoe luttel waarde zijn schepen waren; na met bovenmenschelijke inspanning er een te hebben gevormd, is hij de eenige in de wereld, die niet weet dat zijn vloot vernietigd is....
* * *
Sinds vele, vele zomers heeft de zon niet zoo fel en koesterend geschenen. Op een van die heerlijke morgens die hier niet op den nacht volgen, doch op een zachte, bleeke ochtendschemering, ben ik getrokken naar de groene grenzen die Finland omzoomen. Het bevel tot mobilisatie had de rampzalige bewoners van deze streek bereikt, die zich thans aan mijn oog vertoonde in haar onvergelijkelijke schoonheid, badend in koesterende zonnestralen, begrensd door dichte wouden, koel en frisch door den heerlijk zuiveren zeewind, die uit de golf komt aanwaaien.
De dorpen, met houten huizen langs den weg, waren zoo juist ontwaakt; bij de deuren stonden zwijgende boeren met een ontstelde verbijsterde uitdrukking op het gelaat; op de marktpleinen bevonden zich enkele groepjes mannen door drank beneveld, ofschoon alle kroegen en tapperijen waar vodka werd verkocht, op hoog bevel gesloten waren.
Enkelen van deze mannen hadden zeer zeker niet met drinken opgehouden, toen om drie uur 's morgens gendarmen waren verschenen, die hen wakker hadden geschud om hun mede te deelen, dat ze zich den volgenden dag naar de kazernen in Petersburg moesten begeven. De ongelukkigen hadden gevraagd of ze weggestuurd zouden worden naar het oorlogs-terrein. De gendarmen hadden die vragen ontkennend beantwoord; toch voelden ze zich niet gerust gesteld, want ze vermoeden dat de gendarmen hun voorlogen.
Op den drempel van een armoedige hut stond een kind op de balalajka te spelen, een soort harmonica; de melodie was zoo droef, dat hierdoor misschien de drie vrouwen begonnen te schreien, die ik weenen zag, - Ik bereikte toen Pargalovo.
* * *
Te Pargalovo vond ik ongeveer twee duizend mannen op het kleine marktplein verzameld; alle rangen en standen waren vereenigd, doch hoofdzakelijk waren het boeren uit den omtrek, die hier stonden opeengepakt. Ze werden omringd door een groot aantal vrouwen en kinderen in hun bonte kleederdracht. Enkele kokette boerinnen hadden een helroode lap om de chignon gewonden. Anderen waren blootshoofds; hun prachtig haar hing los over den rug.
Het is nog een ordelooze massa. Enkele gendarmen trachten de manschappen te ordenen. De starosta's, die de hoofden van het dorp zijn, hebben hun mooiste plunje aangetrokken; hun koperen insigne prijkt op de borst. Zij, die nu pas komen, worden terstond aangeroepen. Hierheen, Ivan, Ivanovietsj! Vooruit, Jegor Konstantinovietsj!’
De hoofd-starosta, burgemeester van de burgemeesters van verscheiden dorpen, heeft een grootere koperen plaat om de hals aan een ketting hangen; hij schreeuwt en vloekt veel harder dan de anderen.
Er wordt bevolen dat de colonne zich naar het station moet begeven.
Dit is het sein tot afscheid. Vrouwen klemmen zich aan haar mannen vast. Ieder schreit. Zij die beschonken zijn, huilen het hardst. Een reservist wordt door negen vrouwen omringd; negen vrouwen die hem omhelzen, schreien om hem. Hij wrordt door een gendarme bevrijd. Een ander, stom dronken, wordt door een paar kameraden ondersteund. Een zware kerel gooit zich op den grond, en omhelst snikkend de laarzen van zijn ouden vader; dan richt hij zich op, en vader en zoon omhelzen elkaar lang en innig, elkander op den mond kussend op Russische wijze. -
Het is een sombere stoet die zich naar het station begeeft; op het perron worden de mannen in rijen opgesteld, totdat de trein zal binnenstoomen. De hoofd-starosta rent iemand tegemoet die uit een isvotsjiek stapt. Het is het hoofd van de politie uit