Japansche Kunst.
Een toren van porcelein!
Het kon wel niet anders of zoo iets klonk als een sprookje, en wekte de groote belangstelling op onzer vaderen toen scheepvaarders uit China dit bijna ongelooflijk feit mededeelden. Zij brachten echter zooveel andere fraaie zaken als even zoovele bewijzen, hoe dat porcelein er uit zag, mede, dat het zien en tasten niet meer noodig was om te gelooven aan wat bijna onbereikbaar scheen.
Men staarde zich bijna blind op het teêre fijne aardewerk, waarvan het décor op een melkwit was aangebracht, dat als een schitterend email aan het décor een bijzonder relief gaf.
China, met zijn 3000 porceleinovens, waaraan wellicht een millioen menschen hun brood verdienden, stuurde scheepsladingen op ons af, in dien zin namelijk, dat onze compagnieen het porcelein medevoerden, en in ons land importeerden als voordeelige handelswaar.
Zoo groeide de porceleinkast van onze grootmoeders en overgrootmoeders en betovergrootmoeders onophoudelijk aan totdat op een gegeven oogenblik de liefhebberij omsloeg, en al het ‘Chineesch’ als bijna waardeloos werd beschouwd.
Nu praten we over China, en we plaatsten boven dit opstel Japansche Kunst. Dat is geen inconsequentie, want naast de Chineesche porselein-kunstnijverheid heeft zich in Japan evenzeer eene aparte porselein-kunstnijverheid ontwikkeld, welke niet minder grooten omvang verkreeg dan die harer zuster. Trouwens op dat gebied niet alleen zijn de Japanners hoog te roemen. In onderscheidene takken van kunstnijverheid worden zij door geen volk der wereld geëvenaard.
En daarom mogen we terecht spreken van Japansche Kunst, en roemen we die hoogelijk, en telkens en telkens opnieuw, indien we die kunst aanschouwen. Origineel als zij is moeten we ons verbazen over den rijkdom van kleuren naast een zelfbeperkende soberheid, welke we in niet één kunst terugvinden.
Naast en terzelfder tijd als de Chineesche kunst ontwikkelde zich de Japansche, maar nam nog hooger vlucht, en hoewel in den laatsten tijd de koopman, de handelsman, die kunst aan banden legt, en in een keurslijf wringt, blijft al het oude, en nog genoeg nieuw over, om het fraaie der Japansche kunst volop te aanschouwen. Die kunst komt tegenwoordig tot haar recht. In veilingscatalogussen wordt er voldoende de aandacht op gevestigd.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.
Den Haag.