hem wegens ontuchtige handelingen met jonge kinderen.
Uit deze korte uittreksels uit het uitvoerig rapport, waarvan de heer Secretaris Generaal, Mr. de Vries, zoo goed was mij inzage te verleenen, blijkt reeds afdoende, dat er geen sprake is van een ‘oppassend’ werkman, en de overige inhoud van het rapport, dat ik niet gansch en al kan meedeelen, geeft nog meer bewijzen van die weinige oppassendheid, o.a., blijkt daaruit dat hij zich schuldig maakte aan misbruik van sterken drank en aan bedreigingen ten opzichte van zijn patroon, enz. enz.
Terwijl ik daarom met den meesten nadruk herhaal, dat de predikant B. te Z. mij de bijzonderheden precies zoo meedeelde, als ik die neerschreef in het art: van 26 Juli jl:, in tegenwoordigheid van een getuige, en onder betuigingen van warm meegevoel met den betrokkene, en van verontwaardiging over het hem aangedane onrecht, verklaar ik mijnerzijds gaarne, hoe de door den heer Secretaris-Generaal mij verstrekte inlichtingen voor mij allen twijfel buitensluiten, dat de bewuste predikant is misleid, en daardoor te goeder trouw mij misleidde.
Toch verheug ik mij oprecht over de openbaarheid, die ik gaf aan de mij meegedeelde feiten, omdat blijkt uit de welwillende wijze, waarop de Secretaris-Generaal, Mr. de Vries, daarvan notitie nam, hoe onverdiend de klacht is, die dikwijls van zekere zijde wordt geuit, als zou het departement van justitie zich doof houden voor klachten van onschuldigen, en wat dies meer zij...
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
(Door verblijf buitenslands, en het daarmede verbonden tijdverlies van heen en weerzenden van stukken, kon deze ‘opheldering’ niet eerder verschijnen dan in dit nommer).