Correspondentie van de redactie met de abonnés
de M - Zièrikzee. - Daar gij geen pseudoniem opgeeft, moet ik Uw voorletters kiezen. Het spijt mij zeer dat ik, door mij onjuist uit te drukken, U in de meening heb gebracht, dat ik met de bewuste uitdrukking alle onderwijzers bedoelde. -
Gij schrijft namelijk:
‘Met verbazing las ik in de Lelie van 28 Juni Uwe boekbeschouwing over “Mijn kleine Jongen”. U schrijft dat de denkbeelden van den vader van den kleinen jongen voor de onderwijzers zijn, om uit hun vel te springen. Ik geloof juist, dat de eerlijke onderwijzers 't volkomen met den vader eens zijn, of zeker voor diens ideeën veel zullen voelen. Ja, er zullen wel pedante schoolmeesters zijn, die uit hun vel springen als ze lezen: “Ik zal hem wel wakker houden en we zuilen ze (de onderwijzers) in 't oog houden en ze beet hebben.”
Ik zou er ook heel erg tegen opzien m'n kind naar school te zenden. Want, waar is 't, wat de vader zegt, sprekende van de onderwijzers: “Naar hun geest zal hij zich vormen Hun geest zweeft over hem in school.”
Juist, omdat ik onderwijzeres ben, kan ik me, geloof ik, zoo in dien vader verplaatsen.’
Nu spreekt het dunkt mij eigenlijk van-zelf, dat ik met de door U aangehaalde, door mij gecursiveerde woorden, alleen bedoel de pedante onderwijzers, en niet diegenen die zoo redeneeren als gij. Er zijn zoovelen hunner, die overtuigd zijn dat de school en het thuis moeten samenwerken, maar die zich daarbij allerminst rekenschap geven van de noodzakelijkheid hunnerzijds om in den geest van een gezond thuis te handelen, en hunne eigene pedanterie op zij te zetten. Aan dezulken dacht ik toen ik schreef, dat het voor hen moet zijn om uit hun vel te springen, wanneer deze vader zoo kalm-weg zegt: We zullen hen beet hebben. Het was misschien duidelijker geweest, als ik er bij had gevoegd: De goeden niet te na gesproken. Want dat er heel velen zijn die verstandig denken, en niet meenen alles alleen te weten, spreekt van zelf. - Wat de ‘eigenlijke oorzaak’ van Uw schrijven betreft, wel ik heb mij verwonderd, dat geen der lezeressen de betreffende vraag heeft beantwoord. Het is toch waarlijk een kleine moeite, naamloos (als ik den naam slechts weet behoeft die niet te worden vermeld in het Blad), mee te deelen of men tevreden is of niet over een wasch-inrichting. Maar het schijnt dat Hollanders niet graag zich branden aan koud water, en altijd liever zwijgen uit ‘voorzichtigheid’, dan een ander voort te helpen met raad of ondervinding. Als Uw vriendin met een paar woorden de vraag wil stellen en inzenden, zal ik die gaarne plaatsen onder de Ingez: stukken. Méér dan dat kan ik niet doen natuurlijk.
Ten slotte nog mijn hartelijken dank voor Uw warme, door mij zeer gewaardeerde woorden over de Lelie.
P. - Ik ontving Uw vriendelijk schrijven, toen mijn corresp: aan U reeds was geplaatst. Echter zou ik U in geen geval langer hebben laten wachten, want gij waart nu aan de beurt. De bewuste bijdrage kan heel goed geplaatst worden in den a.s. winter. Gij behoeft U niet te haasten. Ik stel het altijd zeer op prijs als gij mij schrijft, want ik houd gaarne voeling met de lezers en lezeressen, en ik ben ervan overtuigd, dat gij en ik in heel veel dingen hetzelfde denken en hetzelfde voelen. - Telkens als ik Uw brief ontvang, zal ik steeds gaarne even in de corr: melden: P. - brief ontvangen. -
Let s.v.p. op het hieronder volgende, voor U bestemd bericht van: J.B. Naaktgeboren, Strijen.
P. - 't Werk van L. de Jong: De weg tot Geluk, is voor den halven inkoopsprijs (ongebonden) bij mij te bekomen, geheel nieuw, alleen gelezen; ik ben bereid het daarvoor over te zenden.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.