Correspondentie van de redactie met de abonnés
Mevr: A.W. - Ik heb het juiste nommer opgezocht. U zijt beantwoord in het nommer van 2 Nov. 1904, dus, zooals ik U de vorige week reeds meldde, lang geleden, bijna onmiddelijk na ontvangst van Uw brief in October. - Ik koos als pseudoniem voor U Vertrouwelijk-Schrijven, omdat gij geen pseudoniem hadt aangegeven, en ik niet wist of het U zou aangenaam zijn, als ik Uw voorletters koos. Misschien heeft dit pseudoniem, zoowel als het opzettelijkvage (om U en de betrokkenen niet te verraden) van mijn uitdrukkingen U doen over het hoofd zien, dat gij-zelf de schrijfster waart voor wie die correspondentie was bestemd. Het spijt mij buitengewoon, dat gij al die maanden naar een antwoord hebt uitgezien, dat U reeds lang was gegeven; want, juist omdat ik zoo bijzonder veel medelijden met U had en het voor U zoo'n pijnlijke geschiedenis vond, heb ik U zoo gauw mogelijk mijn meening willen zeggen en willen waarschuwen. Dat ik na dien tijd nooit meer iets van U hoorde heb ik toegeschreven òf aan ongesteldheid, òf aan het niet met mijn raad van 2 Nov. ll. ééns zijn. Ik zie nu welk een misverstand er bij U bestond door Uw meening dat ik nog steeds niet had geantwoord, en ik waardeer het daarom dubbel dat gij mij zoo vriendelijk erover hebt geschreven. Wat de zaak in questie betreft, ik denk er nog juist zóó over als in mijn corr: van 2 Nov. ll. De bedoeling van die behandeling moge goed zijn - ik wil dat niet beoordeelen - de uitwerking kan m.i. niet anders dan hoogst schadelijk zijn voor Uw zelfstandigheid. Wat mij betreft, ik zou alleen in hopelooze, ongeneeslijke gevallen iemand durven raden tot zoo'n behandeling over te gaan bij wijze van uiterste. Want ik houd het in het algemeen voor een remedie dat veel erger is dan de kwaal. U zijt niet de eerste van wien ik zulke dingen hoor na die behandeling. En Uw geval versterkt nog in hooge mate mijn ongunstige meening erover. Ik hoop zoo dat gij mij
eens opnieuw wilt schrijven. Ik zou het zoo heerlijk vinden als ik U kon helpen en steunen, want dat wat ik aan Leentje schreef, wat gij in Uw laatste briefje aan mij aanhaalt, is volkomen wáár, ook ten Uwen opzichte.
H.P. - Hartelijk dank voor Uw allerliefste verrassing van die bloemen. Wat een aardig idee van U!
Gerrie. - Ook U dank ik heel hartelijk voor Uw welkom geschenk. Zij zagen er prachtig uit.
Mevr: A.B. - Ik werd wezenlijk deze week overstelpt met vriendelijkheid. Uw bloembollen-geschenk is mij een bijzonder lieve attentie, want ik vind het heerlijk voor den winter bloeiende hyacinthen en tulpen te hebben, en van Uw vriendelijk aanbod mij precies te schrijven wat de beste behandeling is ervoor maak ik dankbaar gebruik. Voor Uw tweede schrijven veel dank. Ja, het is heerlijk dat U nu zulk een gelukkig leven hebt met man en kinderen na een minder-zorgelooze jeugd... U schrijft er zoo zonnig en blij over, dat ik mij kan voorstellen wat een gezellig gezin U zult vormen. De boekjes zond ik U terug, en aan Uw wensch voldeed ik.
P. Jacobi-Parochie. - Het spijt mij zoo, dat ik U met de beantwoording van den langen brief nog moet laten wachten tot de volgende week, als er méér plaatsruimte is voor de correspondentie dan in dit nommer. Om echter mijn belofte, U de vorige week gedaan, althans eenigszins na te komen, wil ik U het antwoord geven op Uw beide toegezonden stukjes, en op Uw laatsten daarbij-ingesloten brief. Wat die stukjes betreft, ik heb het eerste reeds in dit zelfde nommer geplaatst zooals gij ziet, omdat ik het er zeer mee eens ben wat de S.D. betreft, en Uw woorden onderschrijf: Dat zij, de S.D., geen boerenbedrog pleegt met leuzen of dogma's, kan ik voorshands niet toegeven. Als gij op dit punt Uw meening uitvoeriger en duidelijker wilt zeggen in een nieuw schrijven, juich ik dit zeer toe, omdat gij, in Uw omstandigheden, en in Uw kring, een bevoegd iemand zijt tot meespreken. Maar ik wilde reeds nu Uw meening, hoe kort gij die ook hebt weergegeven, toch niet onthouden aan de lezers. - Het andere stukje over Vrije Liefde en Vrij-huwelijk wil ik ook met genoegen plaatsen zooals het nu is, maar als gij het prettiger vindt terstond een langere beschouwing te maken dan is mij dit evenzeer wêl. Indien ik niets van U hoor, dan zal ik het nu gezonden stukje de volgende week opnemen als Ingezonden. - Ik nam Uw beschouwing over het artikel van Van der Meij deze maal óók op als ‘Ingezonden’. Een lang en uitvoerig artikel daarover kan misschien - dit hangt af van den inhoud - als redactie-artikel geplaatst worden. - Uw laatste brief, met die geschiedenis die gij mij vertelt, is mij zeer sympathiek, en ik kan niet anders dan Uw slotwoorden met volle instemming herhalen: Als de vrouw om haar plichten dacht als vrouw en moeder, de man als verzorger, en zoo ieder in de maatschappij eerst dacht wat is mijn plicht, wat zou alles er veel zonniger uitzien!
Ik voeg er nog bij: als ieder - vooral de vrouw - méér bedacht: wat is mijn naaste plicht, dan zouden er heel veel kinderen beter verzorgd en beter opgevoed zijn, heel veel echtgenooten worden afgehouden van het slechte pad, van de societeit en van onzedelijkheid. Het is heden ten dage zoo mode het nuttige en de plichten ver-weg te zoeken, buiten eigen kring, in de groote wereld; en beiden liggen gemeenlijk zoo héél dicht voor de eigen deur.
Nogmaals veel dank voor Uw schrijven. We zijn, hoe verschillend ook onze levenskringen, onze omstandigheden, en ons geslacht zijn, bepaald geestverwanten, dunkt me. Tot de volgende week, wat Uw eersten brief betreft. -
Bloemen. - Zij of hij, die zoo vriendelijk was mij bloemen te zenden zonder kaartje erbij, wordt, met vriendelijken dank voor het geschenk, beleefd verzocht haar of zijn naam mij te willen kenbaar maken. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting red: ged: