II. Idealisten. Aan Mejonkvrouw Anna de Savornin Lohman, 's Hage.
Geachte Redactrice,
Door deze mijn beleefd verzoek, de(n) schrijfster of schrijver van het ingezonden stuk ‘Idealisten’ in 't vorige nummer er attent op te mogen maken, dat de titel ‘Idealisten’ niet boven het geschrevene past.
Zij of Hij had moeten schrijven:
‘Schijn-idealisten,’ want indien het oordeel van M. van Haeften geldt voor Idealisten, dan is dat oordeel droevig eenzijdig.
Waarachtige Idealisten zijn steeds de fakkeldragers der menschheid geweest, en de geschiedboeken zijn daar om te getuigen, hoe dapper vele Idealisten voor hun ideaal gestreden, geleden, gewerkt en ontbeerd hebben.
Arm zou de wereld zijn zonder idealen en lichtloos het leven; koud, nuchter en wreed zou het menschdom zijn zonder die vaak bespotte (làng niet altijd gevleide en geëerde) Idealisten, wier ontevredenheid en heilige verontwaardiging een genade van God is; een gave, door Hemzelf in 't hart gelegd van enkelen tot heil van velen.
Ziehier een oordeel van Hermann Thurow over het sociale Ideaal:
‘Die soziale Utopie in der Geschichte war kein Hemmschuh der Entwickelung; sie ist es heute nicht und wird es in Zukunft nicht sein. Ideale