De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 645]
| |
5 April 1905.
| |
Hoofdartikel
| |
[pagina 646]
| |
des lands eens aan het werk zetten, en haar opdragen zich te willen belasten met het doen van onderzoekingen in de zoogenaamde kerkregisters, welke zich meerendeels op de secretarieën bevinden, maar ook nog wel in kerkeraadskasten, en in pastorieën. De meisjes moeten niet afwachten tot tijd en wijle zij met het een of andere onderzoek belast worden, maar zij moeten zelf, ieder in de plaats van haar inwoning, het initiatief daartoe nemen. Zij moeten verlof vragen aan de bevoegde autoriteiten om al de namen uit de kerkregisters op fiches te schrijven, en die lexicographisch ordenen, en als zij daarmede gereed zijn moeten zij in een vakblad er kennis van geven. De kleinste en verafgelegenste plaatsen zullen het meeste resultaat geven, want samenstellers van geslachtsboomen, hetzij beroepsgenealogen of amateurs, concentreeren zich meerendeels in de groote steden, om uit de bronnen te putten, en zien voorbij, dat juist in de omgelegen kleine plaatsen zeer dikwerf gevonden wordt, wat in de steden zelf te vergeefs wordt gezocht. We moeten toch niet vergeten, dat feitelijk de geboorten niet vallen te constateeren. Vóór 1811 werd daarvan geen aanteekening gehouden. We moeten dus teren op de doopboeken,Ga naar voetnoot1) maar hoewel het regel was, dat het kind gedoopt werd in de plaats zijner geboorte, trokken de ouders ook wel eens naar nabijgelegen gemeenten om het kind de doopbediening te doen geven. Soms was de keuze op een bloedverwantgeestelijke gevallen; soms voelde men meer voor dien of diens Heilige werk, en op die wijze reden de ouders met den doopeling dikwerf naar een andere plaats, waardoor lacunes kunnen ontstaan in op te maken geslachtsboomen. Eerst dan wanneer alle kerkregisters, waarbij te voegen zijn de gemeentelijke inschrijfregisters van trouw- en begrafenis, zijn overgeschreven op fiches, en lexicographisch te raadplegen, zal het nut ongekend zijn, wat daardoor aan de wetenschap der genealogie wordt bewezen. Nu moeten onze meisjes eens beginnen. Op secretarie, of in kerkeraads-kamer kunnen zij wel een plaats krijgen, en teruggaande van 1811, zal haar werk kans van slagen hebben. Het moeielijkste schrift namelijk vindt men in de boeken der 16e en 17e eeuw; dit loopt nog wel eens door tot in het begin der 18e eeuw. Als men nu terugwerkt heeft men al eenige handigheid bekomen; is men vertrouwd geraakt met voornamen en ‘vannen’, welke het lezen in het oude schrift vergemakkelijken, en zijn eenmaal de fiches gereed, dan kan men van vader op kind geslachtsboomen maken, welke gepubliceerd kunnen worden, en door andere gegevens wederom kunnen aangevuld worden. Er zijn groote gemeenten in ons land, waar men voor het onderzoek van een naam in een doopregister als leges moet betalen drie, twee, een gulden, enz. Zijn alle kerkregisters geëxcerpeerd dan hebbende meisjes-werksters de sleutels in handen, en de eerste schrede is gezet op het archiefveld. Laten zij er eens over denken, en zich op die wijze een bron van inkomsten verschaffen.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.
Den Haag. |
|