ontzeggen, nu komt gij, als man, voor den dag met de evenzeer onlogische conclusie, dat hieruit volgt een miskenning van ‘den man’, en zijn moed, in algeméénen zin! O wat lezen de menschen toch verkeerd! - Ik kan toch wel een vrouw bewonderen om haar moed, zonder dat daaruit volgt hoe ik àllen mannen de deugd van moed ontzeg! - En ik blijf er bij, dat ik 't gedrag van deze jonge grootvorstin moedig en waardig vind, waar de Czaar en zijn manlijke omgeving zich lafhartig schuil houdt. Wie het eene wil, moet het andere óók durven! Als de Czaar wil blijven de Keizer aller Russen, dan moet hij ook den zedelijken moed hebben zich in het openbaar te vertoonen, wáár zijn plicht hem roept! En mist hij dien moed, dan moet hij afstand doen van zijn kroon! Of het een, of het ander! Overigens heb ik diep medelijden met hem, want de toestand waarin hij verkeert lijkt mij vreeselijk! Als de anarchisten zijn opvolger, dat arme kleine kind, willen dooden, zullen zij zich b.v. niet laten weerhouden door de waarschijnlijkheid, dat de kleine prinsessen, zijn zusjes, mede in het rijtuig zitten, en mede worden gedood! Stèl U eens voor wèlk een angst dat moet zijn voor die ouders! En nu spreek ik nog slechts van ééne mogelijkheid, uit vélen! - Hebt gij gelezen wat Tolstoï in deze dagen gezegd heeft, over het oneerlijke en onrecht vaardige van elk soort Regeering? Ik ben dit zeer met hem eens. - Hoe kunt gij denken, dat ik U zoo'n bemerking ook maar in 't minst euvel zou duiden! Geen sprake van. Gij doet mij heel veel genoegen met mij Uw bezwaren mee te deelen. Maar wij zijn het eigenlijk geheel eens, want ik onderschrijf den slotzin van Uw brief van ganscher harte, en herhaal hem daarom hier: ‘Ik waardeer de vrouw en stel ze hoog, maar een royalen man, zooals er velen zijn,
acht ik evenzeer hoog.’
Annie N te Leeuwarden dank ik zeer voor de mooie kaart.
Nonnie. - Ja-zeker, het versje wil ik gaarne plaatsen. - Dank voor Uw vriendelijk briefje! Heel gaarne verneem ik wáár die andere gedichtjes van U verschijnen, of verschenen zijn. Met den inhoud van dit versje, dat gij mij zondt, ben ik 't zeer eens.
Annie te S. - Ik ken Indische ‘Toko's’ want ik ben in Indië een korten tijd geweest. In West-Indië, waar ik ook was, zijn zij minder-mooi nog dan in Oost-Indië. Eigen-Hulp, op Batavia, heeft menig bezoekje van mij gehad! Gij ziet dus, dat Uw verzuchting: ‘Ik wou dat U die Toko's zag’, niet noodig is, want ik heb ze gezien! En heusch, ik geloof dat gij de dingen nog te veel van Uw Europeesch standpunt beschouwt. Men kan in Indië niet verwachten de nouveautés van een groote stad, als b.v. Parijs! Maar in Holland is men weer ten achter bij Parijs en Londen! En zoo is alles betrekkelijk! En dan kan men bovendien in Indië veel krijgen, wat bij ons veel duurder is, b.v. zijde, Chineesche en Japansche dingen, enz. enz.! Ik vond zoo'n bezoek aan een Chineesche wijk, waar al die winkeltjes zijn van Singapore, en waar men allerlei leuke inkoopen kan doen, wát aardig! 't Komt er alles maar op aan wèlken maatstaf men de dingen aanlegt. Als men steeds vergelijkt met Europa, voelt men zich natuurlijk ongelukkig. Maar als men 't goede opzoekt van Indië, heeft het toch oneindig veel vóór zoo'n interessant land, met heel andere gewoonten en heel andere menschen, óók eens te leeren kennen! Ik ken Hollandsche menschen, die, als ze op reis zijn, 't altijd net zoo verwachten als ‘bij ons’. En als 't dan niet zoo is, als in ons eigen kleine landje, dan deugt het niet! Dat zeg ik niet omdat ik U voor zoo iemand houd, maar omdat ik, al schrijvende, onwillekeurig aan zulke gesprekken herinnerd word. Ik denk dan altijd: zulke menschen moesten liever steeds thuis blijven, en maar nooit uit hun landje gaan! Reizen en de wereld-zien is toch iets zóó heerlijks, en zóó ontwikkelend! En gij, die jong zijt en gelukkiggetrouwd, ziet Indië onder veel gunstiger
omstandigheden dan menigeen. - De heer van Vleuten beweert, dat alles wat mevrouw A. K - D. beweert in Een praatje over Geld niet waar, en zeer overdreven is! Nu het is aan haar om zichzelve te verantwoorden. Maar ik geloof wèl, dat men zich éérst wat in Indië moet inleven om het te leeren begrijpen en waardeeren.
Wat schrijft gij toch steeds aardig over Uw moeder en Uw thuis! Welk een voorrecht zulk een thuis nog te bezitten, neven het eigen nestje! Weet gij wel, dat het leven U veel, heel veel heeft gegeven, en dat gij een bevoorrecht menschenkind moogt heeten!
Hartelijk dank voor Uw schrijven, en voor Uw goede wenschen!
Mathilda. - Uw brief heb ik in dank ontvangen. En ik dacht bij het lezen, wat ik dikwijls denk: Hoeveel meer valt er te antwoorden aan ongelukkigen en bedroefden, dan aan hen die rijkgezegend zijn, en dat ook zelf erkennen! Want, nietwaar, gij hebt mij een zoo langen en zoo prettigen brief geschreven! En toch is er weinig in, waarop ik U kan antwoorden. Want gij hebt zooveel reden tot blijdschap over Uw levensweg, dat ik slechts kan zeggen: Welk een rijk deel is het Uwe! Maar óók, gij waardeert het! En zoovelen doen dat niet, waar het de zegeningen van hun leven betreft, dat ik mij daarom van harte verheugen kan over Uw geluk, waar ik van sommigen, wezenlijk denken moet: Zij zijn het niet waard, dat zij zóóveel hebben. Zij tobben over kleinigheden, en zien voorbij hun groote voorrechten!
Als gij mij eens weer schrijft, meldt mij dan eens, of er méér doktoren zijn in B. Een familielid van mij was daar ziek, en ik zou wel eens willen weten, of Uw dokter dezelfde is, die haar behandelde. Zij-ook was heel tevreden. Welk een voorrecht als een plaats zulk een doktorsvrouw rijk is! Zoo iemand is een wàre zegen voor haar omgeving! Wel, het is niet onmogelijk dat ik die kanten eens uitkom! Ik blijf dezen zomer thuis, en ga niet op reis.
Lotos. - Een corr: is zoo vriendelijk mij in te lichten, dat zij Uw pseud: heeft doorzien! Misschien wilt gij dus een ander kiezen? De corr: in questie dank ik bij dezen voor haar loyaal schrijven! Niet velen zullen 't haar nadoen, vrees ik. De meesten pluizen kinderachtig na, of zij ook een naam of een persoon kunnen herkennen. Waardoor dikwijls allerlei verkeerde gevolgtrekkingen gemaakt worden, óók nog!
Pim. - Aan Uw wensch voldoe ik, omdat ik het met U eens ben, dat het noemen van Uw naam in dit geval slechts onaangenaamheden zou veroorzaken. Het stuk is reeds naar de drukkerij gezonden. Geef s.v.p. een nieuw pseudoniem op; dat is het beste, als gij niet herkend wilt worden.
Anna te Hilversum. - Ik meende, dat alles in het door U bedoelde stuk waarheid was. Zoudt gij er tegen hebben Uw vraag per ingezonden stukje aan den persoonzelf te herhalen? Of nog beter, mag ik Uw kaart aan mij afdrukken? Meldt mij dit s.v.p. even? Ik zal aan Uw wensch voldoen, betreffende de bijdragen van U.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.