tegelijk een van de beste opvoedingsmiddelen, die er bestaat. Nogmaals veel dank voor Uw brief! Zeg eens aan Uw aanstaanden man, dat ik nog terugkom op dat bewuste onderwerp. -
H. - Ik haast mij te antwoorden op Uw brief, dat ik 't nooit te veel moeite vind iemand van dienst te zijn, dien ik kan helpen of raden. Uw brief en Uw vertrouwen, dat ik Uw vorig schrijven mij zou herinneren, deden mij beide veel genoegen. Maar... helaas, lieve H., tusschen willen en kunnen is een zeer groot verschil! En, indien ik van een middel wist, waardoor een dame, (nog wel bij zich aan huis), zichzelve een inkomen zou kunnen verschaffen van ‘een paar honderd gulden’ per jaar, waarlijk ik zou dat middel aan velen, zéér velen, aan de hand doen. Maar ik weet het niet.... Bedenk toch eens hoevele vrouwen, die den ganschen dag hard werken en sloven, nauwelijks een paar honderd gulden per jaar bij-elkaar krijgen! Ik denk niet aan de arbeiders-vrouwen, maar aan de standgenooten van Uzelve, van beschaafde meisjes! - Lesgeven zou in Uw geval, daar gij die akte bezit, het éénige zijn om er iets bij te verdienen, b.v. door het opleiden voor examens van meisjes die zich voor de een of andere vakschool willen bekwamen! Als gij woont in de nabijheid van een groote plaats, of, beter nog, in zoo'n plaats zelf, en als gij goede recommandatie's kunt overleggen, (in Uw geval, dunkt mij, door Uw broer te verschaffen), dan zult gij misschien wel eenige lessen kunnen krijgen. Maar ‘een paar honderd gulden per jaar’ verdienen, daarmee? - Ik betwijfel het. Vertalen, enz., zal U zeer zeker nog veel minder inkomen verschaffen, maar dat is natuurlijk iets dat gij thuis kunt doen. Gij moet U dan met een uitgever in relatie stellen, die veel vertaalde boeken uitgeeft. Lees daarover het artikel dat onlangs in de Lelie verscheen. (Hoofdartikel.) -
Wat de Vragenbus betreft, moet gij Uw vraag zóó inkleeden, dat gij haar direkt kunt opzenden, niet aan mij, maar aan den uitgever-zelf. Die plaatst haar dan. Gij moet dan tevens Uw adres vermelden, voor eventueele aanbiedingen, die er op komen. B.v., onder letter H aan den uitgever. Die zendt ze dan aan U dóór, als gij hem Uw adres opgeeft. - Het spijt mij, dat ik het niet voor U kan doen, maar dat zou te omslachtig en langdurig zijn. De Vragenbus gaat niet door mij maar door den uitgever. Als ik, door abuis, zulke vragen ontvang, is het een vriendelijkheid van mij, dat ik mij met de plaatsing, of doorzending, belast. Kan ik U nog verder van dienst zijn, schrijf dan gerust.
Appelbloesem. - Ik zal de gedichtjes met aandacht lezen. Voorloopig meld ik U nog maar alleen de behouden aankomst ervan. Anders zijt gij misschien ongerust over hun lot.
‘Köln.’ - Ja, ik ontving Uw schrijven. En ik geloof dat ik U veel beter nog kan navoelen, dan ik 't openlijk kan zeggen. Zooals gij zelf schrijft, men kan over het aller-intiemste niet praten. Er was zooveel in Uw brief, dat ik-zelf, tot op zekere hoogte, heb doorgemaakt in mijn jeugd, nièt het stoffelijke, maar het geestelijke. Ik durf niet goed méér te antwoorden, omdat ik niet weet of U dat aangenaam is. Gij geeft geen pseudoniem op, en daarom koos ik-zelve dit voor U. Als ik op dit oogenblik niet zoozeer overstelpt was met bezigheden, die buitenslands dubbel tijd vorderen in het afdoen, zou ik U particulier antwoorden. Nu moet ik dezen weg kiezen. Maar ik wil niet eindigen zonder U te danken voor Uw vertrouwen en Uw hartelijke woorden, en zonder U te vragen mij nog eens van U te laten hooren. Gij helpt mij daarmede even goed, als ik U help dóór de Lelie. Want het doet goed te zien, dat andere vrouwen, die het leven en zijn strijd kennen, juist om die reden, mij begrijpen en het met mij eens zijn. Het is zoo gemakkelijk, als je zelf prettig in een salonnetje zit, en onderhouden wordt door je man of door je geërfd kapitaal, te pennen over den ‘zegen van den arbeid’, en over de ‘gelijke rechten van alle vrouwen’, enz. enz. Maar zij, die 't leven kennen, weten wel dat het heel anders is dan die er buiten staande dames het zich voorstellen. Voor dezulken is het feminisme, en wat daarmede in verband staat, niets anders dan de nieuwste mode-sport.
Meldt mij s.v.p. eens, of gij U zelf hebt herkend hierin? En als ik U van dienst kan zijn, dan gaarne.
G. - Gij vergist U heelemaal, dat gij 't ‘verbruid’ hebt. Wááruit gij dit afleidt begrijp ik niet. Maar gij zult mij wel willen gelooven, als ik U verzeker dat gij 't U heelemaal inbeeldt. Ja, dat was dan een kleine vergissing van mij; dat komt, omdat ik meende dat gij na dien tijd opnieuw hadt ingezonden, en dat dit nieuwe stukje dan nog lag onder de niet-gelezen copie. 't Verwondert mij niets, dat dit Blad, waarvan gij spreekt, zoo weinig honorarium geeft. De meeste dergelijke Bladen geven niet veel. 't Spijt mij, dat gij U zoo lusteloos voeldet, toen gij schreeft. Maar ik kan best begrijpen, dat gij geen moed hadt tot overschrijven. Een zwakke gezondheid is een lastig ding. En ik kan er heel goed inkomen, dat men onder die omstandigheden aan stemmingen onderhevig is.
Z.V. - Gij geeft geen pseudoniem op, maar zult U zelf, hoop ik, hierin herkennen. Uw brief, die mij, zooals gij wel zult begrijpen, heel veel genoegen deed, en, wat de vergissing van het boodschapmeisje betreft, hartelijk liet lachen, geeft in den aanhef reden tot enkele opmerkingen, die ik in een hoofd-artikel hoop te pas te brengen. Ik bedoel, wat het ‘alle menschen gelukkig maken’ betreft. - Voor het overige van den inhoud, over mijn eigen werk en over mijn boeken, ben ik U recht dankbaar; vooral ook, omdat gij zoo juist gelezen hebt, dat Gelukswegen ‘géén pleidooi is voor de Vrije-liefde’. Als ik U goed begrijp, schijnt gij-zelf dit te betreuren in zekeren zin. Maar, geloof mij, vrije-liefde is voor het algemeen even onmogelijk in te voeren, als het onmogelijk is, m.i., alle orde en wetten en regels af te schaffen. In theorie zijn zulke idealen heel goed, maar in de praktijk stuiten zij af op de laagstaandheid van het menschdom. Uit dit verschil onzer opvattingen leid ik het evenzeer af, dat gij zoo anders oordeelt over dat boek van Jeanne Reyneke van Stuwe, dan ik. Ik vind het een weerzinwekkend boek, van het begin tot het einde. Maar ik geloof, dat heel veel menschen de meest-verschillende boeken lezen en begrijpen op honderd verschillende manieren, waardoor het komt dat hun oordeel dikwijls zoo hemelsbreed verschilt. Vandaar, dat critiek altijd subjectief blijft, ten slotte. Intusschen waardeer ik het dubbel, dat gij zoo over mij denkt en schrijft, als gij het doet in Uw brief. - Ja, als kind vindt men een naam zoo'n staatszaak, nietwaar? Ik was met mijn voornaam óók niet tevreden, zoo min als gij met dien anderen van U. Zoo ‘gewoon’ vond ik hem. Dan troostte mij mijn moeder met hare ervaringen. Zij had namelijk een ‘ongewonen’ naam, met het gevolg dat men haar als kind beschuldigde
dien uit ‘trots’ te dragen, omdat zij een ‘freule’ was. Daar zij zich zeer onschuldig voelde aan dien doopnaam, dien hare ouders haar hadden toebedeeld, reikhalsde zij naar een ‘gewonen’ naam, gedurende haar schooljaren. - Zoo is kinderverdriet! Of het een, of het ander! Later, als we 't dwaze dáárvan inzien, hebben we heel andere verdrietelijkheden, nietwaar?
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.