op de kinderen te passen, terwijl vader en moeder uit zijn, enz., enz. Soms ook moet zij des avonds de kleederen van het gezin helpen verstellen in plaats van hare eigene; in één woord zij heeft geen wèlomschreven dagtaak, zooals de dienstbode, maar moet klaarstaan voor alles en nog wat, koken, onderwijzen, gezellig-zijn, huiselijke bezigheden, etc., etc. En daarvoor ontvangt zij nooit meer dan een goede en bekwame keukenmeid, zeer dikwijls minder, ja, in vele gevallen niets. Want talloos zijn de huishoudens waarin dergelijke betrekkingen worden waargenomen ‘zonder wederzijdsche vergoeding.’ Het jonge-meisje in questie is blijde een onderdak en vrije-kost te hebben, en de huisvrouw, die haar engageert als vrijwillige slavin, voorziet zich op die wijze van een zoogenaamde ‘Juffrouw’, (dat staat dan nog ‘deftig’ ook!), van wie zij méér kan vergen dan zij het heden ten dage zou durven van een dienstbode,.... en dat zonder haar te betalen! Het héét dan dat het meisje daarvoor ontvangt het voorrecht (?) van den omgang in den huiselijken kring. Nu, ik-voor-mij moet zeggen, dat ik oneindig veel liever mijn eigen vrijheid zou bezitten als betaalde dienstbode in de keuken, dan op die wijze geduld te worden als quasi-gelijke in een familie-kring, waarin men mij van 's ochtends-vroeg tot 's avonds-laat exploiteerde,.... voor niets. Dit eigenaardig soort van ‘fatsoen’ en ‘beschaafdheid,’ dat zoovele meisjes drijft per-se ‘juffrouw-van-gezelschap,’ ‘logée,’ enz., enz., te willen schijnen, inplaats van een fatsoenlijke, goed-betaalde betrekking te zoeken, heb ik voor mij nooit kunnen begrijpen!....
Maar, juist dáárin zit 'm het kwaad voor een groot deel. De schuld ligt niet alléén bij de stelsters-zelven van dergelijke advertenties als de bovenbedoelde, maar óók bij hen die daarop reflecteeren,.... die, in negen van tien gevallen, niets kennen, niets willen, door en door lui en onbekwaam zijn, en zich inbeelden dat zij door het aannemen van dergelijke quasi-dames-achtige betrekkingen, (die geene betrekkingen zijn), zichzelf een aangenaam leventje zullen verschaffen van schijn. Want, inplaats van zichzelf te bekwamen voor datgene waarvoor zij zich uitgeven, weten zij niet alleen niets af, noch van huishouden, noch van koken, noch van iets anders, maar zij zijn ook veel te veel ‘dame’, om iets van dien aard te willen doen. ‘Mijn fatsoen laat het niet toe,’ - ligt deze jonge-juffers in den mond bestorven. En vandaar een voortdurende désillusie van weerszijden, waar aan den eenen kant de vrouw des huizes bemerkt, dat zij, om zoo te zeggen, ‘de kat in den zak kocht,’ terwijl aan den anderen kant, het jonge-meisje ontdekt hoe de ‘lichte’ bezigheden, die men haar voorspiegelde, en ‘den aangenamen omgang als huisgenoote,’ enz., enz., maar lokspijs is geweest, om een goedkoope slavin machtig te worden. -
Wat mij betreft heb ik van dit soort niet-voldoende omschreven-betrekkingen nooit heel veel anders gezien, dan teleurstelling en verbittering van weerszijden. Eensdeels is de dame, die de betrekking aanbiedt, gewoonlijk lastig en veeleischend en kan, om die reden, geen goede, zich-zelf-redelijk-latende-betalen dienstboden meer krijgen, of wel, zij is te gierig om zulke wezenlijk-goede hulp in dienst te nemen, anderdeels echter is het jonge-meisje dat lust toont in te gaan op zulke aanbiedingen, gewoonlijk zelve zoo door en door onbekwaam en veel-inbeelding-hebbend en lui, dat men het der tegenpartij niet euvel kan duiden, wanneer zij zulke diensten van zóó gering allooi, maar weinig of zelfs niet betalen wil. Want, waar mijne correspondente in haar brief hierboven afgedrukt, spreekt van hetgeen een goede dienstbode verdient heden ten dage, daar vergeet zij m.i. één groot ding, namelijk dat een dienstbode in zoo'n geval dan ook inderdaad wat kent, wat uitvoert, wat teruggeeft voor hetgeen zij ontvangt. - Daarom zullen verreweg de meeste huisvrouwen ook veel liever een goede en bekwame dienstbode goed betalen, dan opgescheept-worden met een quasi-dame, die voor dit ‘te voornaam’ is en voor dat ‘te fatsoenlijk’, en hiervoor ‘niet was grootgebracht’ en daarvoor zich ‘geneert’. - Deur-open-doen, waschtafels-beredderen, met een groot pak langs de straat loopen, het zijn alles kleinigheden van het dagelijksch leven die in elk huishouden wel eens te pas komen, en waarvoor een wezenlijke dame zich niet-schaamt, (zoo min als voor éénigen arbeid,) en een wezenlijke dienstbode óók niet. Díe er zich echter
wèl voor schamen, dat zijn de zóógenaamde-dames, die op dergelijke advertenties afkomen, omdat zij willen schijnen wat zij niet zijn, of omdat zij te lui of te onbekwaam zijn voor wezenlijken, wèl-betaalden arbeid!
O zeker, ik weet wel dat er een zeker aantal beklagenswaardigen bestaat, die buiten eigen