De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésWiesbaden. - Ik kan U, in antwoord op Uw vraag, het hotel Vier Jahreszeiten in alle opzichten aanbevelen. Baden, (uitstekend-ingericht), heeft men in het hotel-zelf; ook kan men daar de ‘Kochbrunnen’ drinken, omdat een der bronnen is aangesloten. Maar het is altijd verstandiger naar de Kochbrunnen-zelf te gaan, omdat men na het drinken eenige beweging moet nemen. Het eten en de bedden zijn zeer goed in het hotel Vier Jahreszeiten. Men geeft zich alle moeite het den bezoekers in redelijkheid zoo veel doenlijk naar den zin te maken. Zooals van-zelfspreekt zijn de hotel-prijzen in Wiesbaden, in den door U bedoelden tijd, het hóógst; omdat het dan ‘seizoen’ is. Daar echter alles afhangt van de kamers die gij kiest, is het beter dat gij-zelf schrijft aan de directie, om volledige inlichtingen wat het finantieele gedeelte betreft. Ja, gij kunt er niet alleen in pension gaan, maar het is zelfs de gewoonte, dat iedereen, die een langer séjour maakt, die pension-regeling treft. Als gij U wendt tot de directie, beroep U dan op mijn aanbeveling, daar ik er in dit najaar zeer lang en tot mijn groote tevredenheid heb gewoond.Ga naar voetnoot*) De ligging is uitstekend, tegenover het oude Kurhaus, (nu onlangs afgebroken,) en tegenover de Opera. Het tijdelijke Kurhaus is er eveneens heel dicht bij; óók de Kochbrunnen en de Wilhelm-strasse; (deze loopt langs het hotel, dat op een plein staat.) Alle wandelingen zijn vlak bij, evenals trams, enz. B.S. - Ik heb U reeds particulier beantwoord. De copie van niet-aangenomen Ingez: stukken wordt nooit teruggezonden. Dit heb ik reeds méérmalen in de Lelie meegedeeld. De administratie zou anders te omslachtig worden. Regina. Ja, de questie wat men een jongmeisje kan laten lezen, en wat niet, hangt m.i. veel meer af van de persoon-zelf dan van het Blad of het Boek-in-questie. Want de een denkt na bij haar lectuur, en de ander niet; en vooral, de een begrijpt goed wat zij leest, en de ander verkeerd. - Ik-voor-mij denk dikwijls, dat de gewone dagelijksche couranten, door hunne advertenties en door hun gemengd-nieuws, een heel groot gevaar opleveren voor onervaren jonge-menschen, die dat-alles, avond aan avond, onder de oogen krijgen, dikwijls in heel ruwe en onkiesche bewoordingen. Toch spreekt het voor de meeste ouders van-zelf, dat een eenmaal-volwassen-verklaard kind natuurlijk ‘de courant’ mag lezen. Het eenige middel, waardoor de ouders en opvoeders zich m.i. zekerheid kunnen verschaffen, is daarin gelegen dat zijzelf het vertrouwen winnen hunner kinderen, en met hen voortdurend spreken over het gelezene, en over allerlei onderwerpen. Daardoor kunnen zij er achter komen wat schadelijk is in individueele gevallen, en wat niet. Voor een kalm, beredeneerd temperament kan geen kwaad, wat schade zou doen aan een geëxalteerd, impulsief karakter. En een meisje, dat fijn en juist voelt, zal instinctief begrijpen, waar een half-bedorven, zinnelijk-aangelegde natuur slechts onzuivere en leelijke gedachten put uit het gelezene. Vandaar dat hetzelfde boek op den een een zoo andere uitwerking heeft, dan op den ander. Het boek kan goed zijn en de lezeres nog niet rijp voor den inhoud. En omgekeerd, het boek kan vuil en onzedelijk zijn, en de lezeres kan zóó onbedorven wezen, dat zij dat niet bemerkt. Of ook, het boek kan vulgair en plat wezen, en de lezeres, wier smaak daarmede overeenkomt, kan zich met wellust in die onsmakelijke détails verdiepen, terwijl zij, die van een verfijnde natuur is, misschien heenleest over het leelijke en weerzinwekkende, en zoekt naar de mooie gedeelten. - Ik geloof dat ik wel eens in de Lelie heb verteld, hoe een welmeenend familielid mijn vader ontried mij Anna Karénine van Tolstoï te laten lezen, toen ik pas volwassen was; omdat het volgens hem zoo'n gevaarlijk boek zou wezen. Nadat mijn vader het zelf had gelezen gaf hij mij het terug, daar hij zag dat het geen slecht of onzedelijk boek is. Maar hij besprak den inhoud met mij. Daarentegen heb ik Thackeray's Vanity fair veel later mogen lezen, dan de meeste jonge-meisjes, omdat het door en door désillusioneerende en de ijdelheid der dingen ontblootende van dien roman, in de oogen van mijn vader nadeelig zou werken op mijn jonge, 't levennog-mooi-vindende natuur. - Daarom geloof ik, dat U met Uw dochtertje inderdaad steeds voorzichtig moet zijn, bij alles wat zij leest, en steeds zelf op de hoogte moet blijven van haar gedachten daarover. - Het lijkt mij evenzeer verkeerd aan volwassen-jonge-menschen stelselmatig de een of andere soort lectuur, (mits die op zichzelf niet slecht, niet onzedelijk is), te onthouden uit het principe, dat zij er nog te jong voor zijn. Zij moeten nu eenmaal dóór het leven heen, moeten het leeren kennen, het leeren begrijpen, en moeten leeren nádenken, en zichzelf rekenschap geven van de dingen om hen heen. - - Vriendelijk dank voor Uw schrijven. Ik ben blij dat gij tot die overtuiging zijt gekomen; ik geloof zeker dat het de gelukkigste weg is, indien men tot die levensbeschouwing kan geraken. - Impulsief ben ik óók; dus kan ik dat wèl in U navoelen. Uw stuk plaats ik gaarne.
Chr: Arnhem. Ik heb Uw briefkaart aan den uitgever opgezonden, maar reeds ontelbare malen meegedeeld in de Lelie, dat present- en bewijs-ex; niet worden toegezonden door mij, maar door den uitgever. Recht hebt gij slechts op één bewijs-nommer.
G. te A. De vraag, die U mij doet, is onmogelijk te beantwoorden; want alles hangt af van de eischen die men stelt en van de vraag of men-zelf een goede huishoudster is, of niet. Een goede huishoudster zal naar mijne meaning goedkooper leven, als zij haar eigen huishouding doet, dan en pension. Gij stelt nog al hóóge eischen in Uw brief, goed eten, goede kamer, enz., enz. Naar mijne meening, zal dat duurder komen, dan een eigen huishouding, op denzelfden voet ingericht. Vooral het aantal benoodigde kamers maakt het duur. Hoe minder kamers één noodig heeft, hoe méér huurders de pensionhouder kan bergen. En dit is voor hem het voordeeligst, omdat het benoodigde eten voor een zeker aantal personen weinig duurder komt, dan voor een kleiner aantal. Hoe méér personen aan tafel, hoe gemakkelijker men het goed kan geven voor weinig geld. Wie dus veel kamers verlangt, moet naar verhouding véél betalen; méér dan zij, die één kleine kamer neemt. Gij schrijft niet of gij gezamenlijk wilt eten, of apart. Ook dit maakt gróót prijs- | |
[pagina 548]
| |
verschil. Uit Uw brief heb ik den indruk, dat gij geen ondervinding hebt van pensions. En ik zon U dan afraden, uit goedkoopte, zoo'n leven te beginnen. Ik houd het, als gij 't goed wilt hebben, voor duurder dan een eigen huishouding. En vooral heeren, (gij schrijft over een ‘heer en dame’), zijn nog al veeleischend op het punt van eten, van bedden, enz., enz. Waarom doet gij Uw vraag niet in de Lelie, per Ingez: stuk? Ik ben overtuigd, dat velen U gaarne haar eigen ondervindingen zullen meedeelen. En dat is beter, dan alleen afgaan op mijn oordeel, vindt gij zelf ook niet? Overigens blijf ik steeds bereid tot alle inlichtingen.
Espoir. Andere dames zijn mij niet bekend. De door U genoemde dame ken ik niet-persoonlijk. Maar ik zou U nooit aanraden op-goed-geluk te gaan samenwonen met de eerste de beste. Waarom plaatst U dan niet een ‘vraag’ in de Lelie, en beschrijft daarin Uw wenschen? - Uw brieven reisden mij na, van daar mijn laat antwoord. Ik heb bovendien echter zoo'n groote correspondentie, dat U niet dadelijk boos moet zijn, of er iets achter zoeken, als ik U niet dadelijk kan antwoorden. - Hebt U nog gevraagd bij het adres, dat ik U gaf?
G. Uw stukje heb ik aangenomen. Het adres kan ik U tot mijn groot leedwezen niet geven, want ik-zelf heb het niet. Het is op dit oogenblik geheim, óók voor mij. - Hartelijk dank voor Uw vriendelijke woorden. Misschien zal het U-zelf genoegen doen, dat ik ze juist op dit oogenblik zoo goed kan gebruiken. - Ik kan inderdaad heel veel meevoelen voor een gezondheid als de Uwe! En het onhandige medelijden van zoovelen, niet waar? ‘Zit U wel goed zoo?’ - ‘Zou je niet liever een anderen stoel nemen; die zit makkelijker?’ - ‘Nu zit je bepaald in den tocht!’ - ‘Zou je niet een doek om doen; 't is zeker te kil voor je!’ - Enz., enz.! Totdat je op het laatst moe en kregel bent van al de om je heen gemaakte drukte en omslag!
P.K. Die gedichtjes zijn alle aangenomen.
Tragtick. Ik zal U het eene stukje toezenden. Het andere zal ik plaatsen als er gelegenheid toe is. Maar met den besten wil ter wereld kan ik U niet beloven U om die reden te bevoordeelen. Er zijn er méér zoo. En ik mag mij niet door medelijden laten influenceeren, waar het geldt de belangen van den uitgever, dien ik vertegenwoordig. Het spijt mij vreeselijk voor U, maar gij zult langs dézen weg m.i. niet veel verder komen. Vriendelijke groeten. Van kwalijk nemen is geen sprake.
Magda. Ja, zeker, leg den uitgever het geval bloot, wáárom gij te laat zijt met Uw vraag voor honorarium, dan zult gij zeker terstond het verschuldigde ontvangen. Ik gaf hem op wat U toekomt, en weet dit nu niet meer uit liet hoofd; maar hij zal het U dan wel zeggen. - Arm kind, hoeveel droefheid over zoo'n jong hoofd! - Ik zal er niets over schrijven; want ik zou U maar pijn doen, door er aan te raken, niet waar? Als ik U kan raden of helpen, of als gij behoefte gevoelt mij te schrijven, doe het dan steeds gerust.
Excelsior. Uw advertentie heb ik niet overgenomen, omdat ik vind, dat het ondoenlijk wordt al die publieke aanvragen te plaatsen. Zendt men ze der Lelie direct toe, dan weigert de uitgever nooit. (Het is namelijk zijn eigen terrein, niet het mijne). Maar die uit andere bladen overnemen gaat te ver, om de plaatsruimte. Uw andere brieven beantwoord ik later. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|