‘Groot ende machtigh’ zijn des Turkschen Rijks inkomsten. Voor bezitters van Turksch ‘papier’ om van te watertanden!
De Turksche Keizer heeft een Groot 's Heeren inkomen, namelijk jaarlijks omstreeks honderd tonnen gouds uit zijn ‘ordinarische middelen.’
Jaar in jaar uit houdt hij 80.000 paarden in het veld, ‘welcke hij in Europen sent’, nochtans deert hem dit niet, en geschiedt dit met weinig schade voor zijn schatten, ‘want de Othomannen, als zij eerst dit Rijck hadden ingenomen, hebben allen Adel, ende die eenige possessie hadden, verdreven, hebben hare goederen den soldaten uutghedeeldt in plaets van soldye, ende hierdoor koemt het, dat als noch de krijghslieden niet op haer gagie leven, maer op eenighe inkominghen van Landeryen, die haer mits sulcke conditie ghegunt worden, dat nae de mate ende grootheyt van hare portie sy seker ghetal van peerden jaerlicks moeten uijtleveren ende onderhouden, welcke vechtende Pachters sy ghemeynelijck Spacchi oft Timarros noemen, ende is de opinie dat sy jaerlicks wel konnen trecken 1500 tonnen gouds uut de vruchten ende ghewas van haer Turcsche Ryck. Behalven dese 150000 Timarioten heeft de Keyser noch 15000 Ruyters van Porta, dat is het Keyserlicke Hof, welcke uyt zijn schat-kamer (die zij Casne noemen) hare gagien ontfanghen, nae dat hare vromicheyt, oft veel meer, gunste vereyscht, die zij door gediensticheyt ende giften soecken te ondercruypen ende hebben voor wapenen, een kleine spies, gheweer, schildt, ende eenige mede Boghen. Tot hare defensie ghebruycken sy alleenelyck (ende dat maer sommige) lichte schilden; eenighe draghen oock van voren lichte Wapenen.’
Nog een andere soort ruiterij is in dienst van den Sultan, maar merkwaardiger zijn de Janitsaren, en hunne opleiding tot dit ambt.
Zij zijn van Christenouders geboren. Door officiers van den Grooten Heer wordt alle drie jaar een keus gedaan van kinderen uit de Christenbevolking; inzonderheid uit hen die uit Europa komen. Men noemt ze daarom Rum, afgeleid van het woord Romeinen.
Na door den Aga gevisiteerd en ingeschreven te zijn, worden zij meerendeels naar Klein-Azië gezonden. Als de oefeningen zijn afgeloopen, en de opleiding tot Janitsar is voltooid, dan keeren zij naar Konstantinopel terug. ‘De fraeyste van lichaem, en geestichste van wezen, werden in de Camer des Keysers tot synen dienst gebruyckt.’
Op den leeftijd van 22 jaar, na de taal en de Turksche zeden te hebben aangeleerd, en gedwongen of vrijwillig Mahomedaan te zijn geworden, - zij, welke dien godsdienst, niet aannemen worden in ijzeren ketenen geklonken, en moeten op de galeien of op het veld als slaven werken, - treden zij in krijgsdienst, en daar zij hoogst bruikbaar en vertrouwbaar zijn genieten zij ook veel voorrechten. Zij klimmen dan ook dikwerf op tot hooge waardigheden.
Van den grond in dit uitgestrekte gebied wordt weinig partij getrokken; ja, zelfs zouden de landen onbebouwd blijven, indien de Timarioten er niet hun gage uit moesten halen.
Versterkte steden hebben zij niet. Nemen zij die in, dan raseeren zij den boel; een en ander heeft het spreekwoord in de wereld geholpen: ‘Daer een Othomanisch Ruyter zijn voet gheset heeft, daer wast noyt gras ofte groen.’
De aangeboren traagheid, luiheid en vadsigheid van den Turk is ook oorzaak, dat zij naar geen geleerdheid, naar geen kunsten, noch naar vermeerdering van kennis, of het aanleeren van talen, trachten.
Het huis der Ottomannen houdt er alleen geslachtregisters op na, en het komt niet zelden voor, dat schaapherders of ossedrijvers de stamvaders zijn van machtige Heeren of uitmuntende Ridders.
Naast den Grooten Heer regeert de eerste Vizier. Door diens mond spreekt hij tot het volk, tot zijne onderdanen; hij gaat met niemand om, dat met ‘gesnedenen’, met zijn vrouwen en kinderen.
De opvoeding van den Sultan geschiedt in een klooster; niemand mag daar binnentreden, noch met hem spreken. Alles wordt schriftelijk behandeld.
De Turksche geestelijkheid telt vier ordens. Het hoofd staat zoo wat gelijk met den Paus der Roomsch Katholieken, en wordt ‘Muffte’ genoemd. In den grond van de zaak heeft hij meer te zeggen dan de Vizier. Bovendien wordt hij in hooge eer gehouden door Vorst en volk, en heeft zelfs stem in zake oorlog en vrede. Aan Joden hebben de Turken stierlijk het land; dezen worden door hen ‘als de vyleynste ende verachtste van alle menschen uytghespoghen.’
Curieus is de opmerking van Baudartius over het in groote waarde houden van papier door de Turken.
‘Ende is bij haer een groote misdaedt, Papier met voeten treden ende wanneer zij erghens yet op ter aerden zien legghen, sullen het devotelyke op nemen, ende in reten ende spleten harer huysen verbergen want zij seggen dat Gods naem daarop werd geschreven en houden voor seecker, dat als in den dagh des laetsten Oordeels Mahumet sal de ziele der Menschen roepen uut de plaetsen daer zij voor hare zonden straffe