alleen? Och neen, ook zoo dikwijls de vrouw. Onze tijd leidt er toe. Als de vrouw geen bevrediging vindt in hare huishouding, haar' man, ja in haar kinderen, dan kan ze niet slechts verstrooiing zoeken in uitgaan, maar zij kan lid worden van allerlei vereenigingen, die strijden voor de rechten der vrouw, die opkomen tegen de brute overmacht van den man en de verdrukte vrouw helpen en steunen. Is er iets, dat beter voor haar past, dat haar beter gelegenheid geeft, de teleurstellingen, die zij, particulier, geleden heeft, te wreken, dan te vergaderen, net als de mannen - wat een eer, secretaresse, penningmeesteresse of voorzitster van dit of dat te zijn, in het openbaar te kunnen spreken! -, dan mee te schreeuwen met de groote massa, die scheldt op den man. En wijst men haar op de fout, die zij begaat, op hare uithuizigheid, dan heet het gewoonlijk: ‘doet mijn man niet hetzelfde, heeft hij niet zijn soos, zijn clubs, zijn eeuwige vergaderingen? Heb ik niet dezelfde rechten als hij?’
Is het edel, kwaad met kwaad te vergelden; maakt zij bovendien op die wijze den toestand van hare huishouding níet nog ellendiger?
Arme vrouw! Hebben ze u niet wat te veel voorgeschreeuwd van mannen-tyrannen en vrouwen-slavinnen? Laat u toch niet meesleepen met de velen, die door hare overdrijving de verstandige strijdsters en strijders voor de rechten der vrouw meer in den weg staan, dan vooruit helpen. Moet gij uwe roeping als huisvrouw, als echtgenoote, misschien als moeder niet beter begrijpen? Is uwe uithuizigheid niet de kanker voor uwe huishouding, vooral, als ge kinderen hebt? Voor haar, die het moedergeluk kennen en die voelen, dat dit het hoogste en reinste geluk is, dat een vrouw smaken kan, voor haar zijn de vrouwen, die dan nog daarbuiten verstrooiing noodig hebben, onbegrijpelijk. Helaas, de ervaring leert, dat er vrouwen zijn, die niet haar geluk, haar troost kunnen vinden bij hare kinderen. Arme wezens, kinderen hebben en dan nog uithuizig zijn! Zij benadeelen niet alleen de kinderen, maar ze ontrooven zichzelf het grootste geluk. O, dat zalige gevoel, recht te hebben op die heerlijke zuigeling daar in de wieg; te weten, dat hij heelemaal van je afhangt, later die kindervoetjes te zien trippelen door je huis, dat onschuldige kindergesnap te hooren. Denk eens om die oogjes, schitterend van vreugd of betraand door kinderverdriet, altijd eerst vader en moeder zoekend, wetend, dat daar alles met hen meegevoeld wordt. Dat dit zoo blijve, ook later! Het hangt van de ouders af.
Kan een moeder dit geluk verwerpen, zelfs als haar man dit doet? Heerlijk is het samen de kinderen op te voeden, als man en vrouw, één ouderpaar; maar als dit niet kan, doe het dan alleen. Beter toch kan een moeder alleen het doen, dan een vreemde, en 't is de mooiste taak, die ge hebt.
Denk niet, dat ge gemist kunt worden in uw huis, ook al zijn er, die dit beweren, omdat de huishouding niet meer zooveel tijd in beslag neemt, als vroeger. Maar als de huisvrouw dan zoo weinig tijd daarvoor noodig heeft, waarom dan kindermeisjes, kinderjuffrouwen, ziekenverpleegsters in huis gehaald, die toch allen als haar plaatsvervangsters dienst moeten doen? En blijven er zooveel ledige uren over, vul ze aan met bezigheden, die ge thuis kunt verrichten, want dáár is uw plaats. Zoek ze niet buitenshuis, als de harde noodzakelijkheid u niet dwingt.
Moet gij niet des te huiselijker zijn, naarmate uw man dit niet is, om waar het noodig mocht zijn, en hij niet op zijn plaats is, hem zoo goed als ge kunt te vervangen? Is het niet beter voor u en voor hem, voor uwe verhouding en bovenal voor uwe kinderen dat ge in de weinige uren, die hij thuis doorbrengt, samen zijt; dat hij dan een gezellig ‘home’ vindt, een lieve, zorgvolle vrouw, kinderen, door zachte moederhand in toom gehouden, dan een ongezelligen boedel zooals iedere huishouding is, waar de vrouw ontbreekt? Staat ge niet hooger als vrouw, wanneer gij uwe plichten vervult, ook als hij de zijne verzaakt; wanneer gij uwe beloften, hem bij uw trouwen gedaan, heilig houdt, ook als hij de zijne niet nakomt, dan wanneer ge zijn voorbeeld volgt? 't Is een moeilijke maar eens misschien een dankbare taak. Wellicht zullen eens zijn clubs, zijn vrienden of erger nog, hem gaan vervelen, wellicht dat hij dan u, zijn eigen thuis verkiest, boven andere clubs, andere vrienden, nieuwe vermaken.
Wellicht komt hij eens tot inkeer; als gij dan de goede engel geweest zijt, die dit bewerkt hebt, zijt ge dan niet ruimschoots beloond voor al het geleden onrecht en verdriet?
Zie niet alleen de gebreken, de tekort-