Correspondentie van de redactie met de abonnés
Wie wil die kan. - Het versje wordt geplaatst. Ik ben het heelemaal met Uw schrijven ééns, ook daarin, dat zij die géén plichten hebben te verzuimen, hun ‘geluk’ dan maar moeten zoeken in het nuttig-zijn. Ongelukkig echter hebben wij allen naasten-plichten voor de deur. Ik ken een heirleger van dergelijke van nuttigheids-drang zwangergaande juffrouwen, die o, zulke ver-reikende nuttigheidsplannen koesteren, van verpleegster-zijn, in den oorlog meehelpen, een gesticht in het leven roepen om arme naaisters zoo maar kosteloos te ontvangen, etc. etc. Maar hulpbehoevende mama's, oude vaders, jongere broers of zusters, die allen zitten thuis vergeefs te wachten op de meestgewone, dagelijks-voorkomende lielde-diensten. Die worden afgesnauwd. Voor hen hebben de nuttige dames ‘geen tijd’. In plaats daarvan organiseeren zij onder elkaar ‘lees’- en ‘kunst’-avondjes en bepraten dáár, met diepzinnig-zure gezichten, hoe vreeselijk het is ‘niet-begrepen’ te worden door je naaste omgeving, en hoeveel goeds en schoons en nuttigs zij zouden uitrichten als hun handen maar niet gebonden waren door die verachtelijke, alledaagsche ouders, enz., enz. (Die hun intusschen onderhouden met allerlei aangename luxe; want een groot deel der door mij bedoelden zijn rijk).
Else. Ik zal aan Uw verzoek gaarne voldoen.
Maud. - Dat gij mij een nieuwe photo van U wilt zenden vind ik recht aardig van U. Heel verlangend zie ik haar tegemoet... Een bepaalden vooruitgang met Uw vroeger werk kon ik niet bemerken in dat laatste stukje. Ik vind het ook niets ‘erg’, dat gij in den laatsten tijd weinig of niets hebt geschreven, want ik geloof niet dat er zoo'n groote nuttigheid in steekt of één vrouw meer of minder een paar meer of minder goedgelukte novellen de wereld inzendt, of niet. Groote talenten breken zich vanzelf baan uit schrijvensdrang, en de overigen die middelmatiger zijn moeten maar doen naar hun eigen geest getuigt, schrijven of zwijgen. Als Uw geest U dus dringt tot het laatste, dan vind ik dat niets ‘erg’. - Veel ‘erger’ vind ik het dat gij U in een omgeving schijnt te verheugen, die U dringt tot schrijven. ‘De menschen verwachten nu allemaal een boek van me.’ - Waarom? Omdat gij nu en dan een schetsje hebt geschreven? - Gelooven ‘de menschen’ daarom zóó beslist in Uw ‘talent’? Ik begrijp, dat ‘de menschen’ een boek verwachten van Couperus of van Augusta de Wit, of van Jeanne Reyneke van Stuwe. Van zulke bekende auteurs ‘verwachten de menschen een boek’. Maar heusch, zorg nu eerst eens dat een bepaald iemand, die zelf wat beteekent, ‘een boek van U verwacht,’ vóór gij U verlaat op zulke onbetrouwbare praatjes van ‘de menschen’. Ja zeker, ik weet heel goed het antwoord op Uw vraag ‘Hoe het komt, dat Uw eerste grootere novelle U mislukte, en gij alleen maar kleine schetsjes kunt maken.’ Dat komt omdat er heel veel méér begaafdheid toe noodig is om een goed-geschreven en goed-uitgewerkte novelle te maken dan om een vagen indruk neer te schrijven in een paar
bladzijden. Ik heb wel meer uitgelegd in de Lelie, dat heel veel vrouwen beschikken over genoeg zeggenskracht en gevoel om een niet-onaardig schetsje neer te werpen op papier. Dáárom zijn zij echter nog geen geboren schrijfsters. Een vrouw kan vrij gemakkelijk haar gedachten ten papiere brengen; vandaar dat zij ook gemeenlijk een veel betere briefschrijfster is dan hij. En als zij dan zoo'n gedachte in een leesbaren vorm uitwerkt, dan wordt het een ‘schetsje’. Maar een novelle vereischt veel meer inspanning en veel meer aanleg. Ik wil hiermede geenszins beweren, dat gij niet op den duur iets beters kunt maken dan de bedoelde ‘mislukte’ novelle, maar ik wensch U alleen te doen inzien, dat gij eene uit velen zijt met Uw zooveel gemakkelijker schetsjes maken dan grooter werk. - Naar Londen ga ik voorloopig nog niet. Ik ben dit jaar zooveel van huis geweest, dat ik er nu vooreerst geen tijd voor heb.
Vertrouwlijk-schrijven. Uw pseudoniem weet ik inderdaad niet meer; maar U zult dat hoop ik begrijpen. Ik stel Uw schrijven zéér op prijs, en ik hoop, dat U er mede zult vóórtgaan. Want ik zou het heerlijk vinden, als ik U daardoor kon helpen. Ik geloof dat U niet verder moet gaan op dien weg. Ik hoop dat U mij begrijpt. Ik houd het voor een zeer gevaarlijk iets. Toevallig heb ik over diezelfde zaak heel veel gehoord van bekenden van mij, en ik heb mij daardoor een zeer ongunstige meening gevormd ervan, niettegenstaande de getuigenissen zoo gunstig mogelijk luidden. Na Uw brief echter staat het bij mij vast, dat men zichzelf ongelukkig maakt door zich aan zoo iets te wagen. Ik geloof zeer zeker dat de bedoelingen te goeder trouw zijn, maar de uitslag is verkeerd. Als ik eenigszins kan, wil ik trachten U nog eens particulier te antwoorden, maar ik heb het zoo héél volhandig. - Schrijft U mij maar zooveel U wilt. Welneen, Uw brieven zijn heelemaal niet slordig. Integendeel.