De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
26 October 1904.
| |
Hoofdartikel
| |
[pagina 258]
| |
die weduwe geworden, niet meer konden werken dan ze al deden, en die toch hun kinderen zagen verhongeren. En hij riep uit! Vrienden, helpt, daar, voor onze deur, daar staan ze de vaderloozen - helpt ons, hen onder dak te brengen! Halve weezen - ongelukkige kinderen! En men hielp. - En tot stand kwam het Spurgeon-Tehuis, waar nu 500 jongens en meisjes kosteloos worden verzorgd. Liefde tot de kinderen deed het verrijzen, en liefde tot moeders en kinderen houdt het in stand. Een liefde, die sticht, voorwaar, brengt vrijwillig jaarlijks 10.000 pond (f 120.000) op! En ik heb ze zelf gezien, de kleinen, hoe vroolijk sprongen ze rond tusschen onderwijzers en moeders, want ook Spurgeon was een vijand van 't gestichtsleven, en van uniform-kleedingGa naar voetnoot*) en liet huisjes bouwen, plaats voor 30 kinderen met een moeder! En ik zag ze zich oefenen voor de sportwedstrijden die ze onderling op Pinkstermaandag (in Engeland geen Zondag) zouden hebben! Zonder bepaald uniform, is ieder kind er een persoontje, dat opgevoed wordt! En de moeders komen, en bezoeken ze, en dan, wel, dan is 't weer de stichtende liefde gelijk! Wat een vreugde, als ‘moe’ komt, wat een rijkdom, die koperen penny van moeder gekregen. Daar weegt geen zilverstukje van de onderwijzeres tegen op! De liefde sticht! Neen, hoe goed verzorgd, ze vergeten moeder thuis niet, en de Augustusmaand wordt evenals door kostschoolkinderen met verlangen tegemoet gezien. Hoe arm 't home - ze gaan naar huis! 't Is roerend om te zien, vertelde me de directeur! Spurgeon is dood - maar zijn groot liefdewerk gaat voort. En in een ander deel van Londen staat Mrs. Humphrey Ward's liefdezuil. Van welken tak van werk zal ik U vertellen? Want in het gebouw op ‘Tavistock Place’ hebt ge allerlei menschenwerk. Toynbeewerk op de meest uitgebreide schaal, en vereenigingen en leeszalen voor hen, die geen plaats thuis hebben om een courant op te bergen. Maar het interessantste werk, dat zeker sticht, is haar school ‘voor lamme en kreupele kinderen.’ Kinderen, die om ziekte niet tusschen gezonde menschjes op school kunnen gaan, die niet zoo ver mogen loopen, of op bizondere stoeltjes moeten zitten. Iederen morgen haalt een verpleegster in een ambulance-wagen de kinderen af - en na schooltijd worden de kreupele stakkerdjes ook zoo weer naar huis gereden. Anderen komen geschoven in wagentjes, enkelen strompelen zelf. En eens binnen die vriendelijke muren krijgen ze geregeld onderwijs, tot het etensuurtje slaat. Dan wordt de maaltijd gezamenlijk verorberd, waarvoor per kind 7½ cent door de ouders wordt betaald. Een uur na 't eten, worden de kleinen door dansen prettig beziggehouden, gereden door den tuin, of verteld en voorgelezen. Ieder kind wordt naast het gewone onderwijs klaar gemaakt voor een bepaald vak! Zoodat de misdeelde stumpertjes toch niemand tot last worden. Een aparte Commissie zorgt er voor, dat de kinderen, zijn ze 16 of 17 jaar, geplaatst worden. Velen hebben aanleg voor teekenen, en krijgen een goed plaatsje bij groote fabrikanten. Maar, de Commissie vergeet niet, om bepaalde voorwaarden te bedingen voor deze ziekelijke en gebrekkige jongens en meisjes! Meer rust, minder werkuren, en meer frissche lucht! Het is liefde, die sticht, die zoo hun moeielijk leven overwaakt! En door het groote voorbeeld aangestoken, zijn er reeds 9 scholen voor lamme en kreupele kinderen verrezen. Voorwaar het daagt in het Oosten! En in de maand Augustus kom dan dit gebouw eens binnen! Wat ziet ge? Wat hoort ge? wat doen die honderden kinderen daar? Waarom al die onderwijzers? Is dit gebouw een gewone school geworden? Ja, neen, en toch ja, maar geen gewone school! Neen hoor - alles is plezier, geen lessen worden geleerd! Geen straf, geen verdriet! Een vacantieschool, voor honderden kinderen! Och, weet u, al die kleintjes zijn zoo arm, | |
[pagina 259]
| |
en de vereenigingen die kinderen naar buiten laten gaan - konden niet meer meenemen - moesten die hummels nu in de heete stegen blijven, en kattekwaad uitvoeren, en dieren plagen uit verveling? Moest die warme vacantiemaand, tusschen rook en roet, een plaag worden voor de moeders? Mrs. Humphrey Ward sprak: kinderkens komt binnen! Hier in dit groote gebouw is plaats, in dezen ruimen tuin is lucht, op de speelplaats is genot te vinden! Wat staat ge daar te hangen en te kijken! Weet je dan niet wat spelen is? Wij zullen 't je leeren! Hier is een dame, die wil jullie leeren om poppen aan te kleeden - en daar, in de keuken moog je bij groepjes echt koken! Houd je van vertellen? Iederen dag op een vast uur hoor, mag je naar verhalen luisteren. En jij kijkt naar die zandhoop, kleine baas! Volg dien heer maar, hij zal met jullie een paleis gaan bouwen! En de jongens, die graag timmeren, mogen dien weg opgaan, daar staan de gereedschappen, en de timmerbaas zal je onderwijzen.... Zoo deed deze moeder voor meer dan duizend kinderen in één maand! En ze stelde een directeur aan, die verdeelde al ‘'t plezier’ en gaf alle onderwijzers en onderwijzeressen hulp en raad. En als de bel luidde - dan verwisselden de kinderen van spel! En de moeders? Op den laatsten avond van de vacantie werden ze allen uitgenoodigd te komen. Er was feest. De kinderen hadden allerhande ingestudeerd. Gymnastiek op muziek, en dansjes, tooneelstukjes en charades! Het was feest, groot feest. Blijde moeders en vaders, die werkelijk ook een maand vacantie hadden gehad, nu de kinderen met zoo'n plezier werden beziggehouden in dien langen vrijen tijd! Blijde kinderen die allerlei geleerd hadden, wat je niet kunt leeren op een werkschool. Prettig spelen, zonder vechten, zonder plagen, zonder politie! Hoe ze die dames aankeken bij 't afscheidnemen! Een meisje duwde Mrs. H. Ward een briefje in de hand: ik dank alle dames voor den heerlijken tijd op de vacantieschool. En één, die ziek werd, in de laatste week vroeg haren vader: ‘toe, schrijf u vooral dat ik graag zou willen komen, maar niet kan.’ Wat anders dan warme liefde, is de drijfveer van dit groote werk? Liefde die sticht, liefde die in daden getuigt en de wereld van één zijde doet branden en gloeien - al is de andere zijde ook nog bevriezend koud van zelfzucht en genotzucht! Mevrouw H. BAART DE LA FAILLE. Londen. |
|