Beeldspraak in natuurbeschrijvingen veraanschouwelijkt de gedachte, verlevendigt den stijl. In historische schetsen echter wordt er een sober gebruik van gemaakt. En zoo de schrijver of redenaar overtuigd is, dat de beelden, als de bloemen op een gedekte tafel, de zinnen streelen en 't genot van de opgedischte spijzen verhoogen, zoo hij al vindt, dat zijn beelden passen bij het onderwerp, dan nog zal hij zich zelf de vraag stellen: Zijn ze ook passend voor het publiek, waarvoor ik sta, de menigte, waarvoor ik schrijf?
De volksleider Troelstra zal - ook al is het onderwerp hetzelfde - op een meeting zich van andere beelden bedienen dan het kamerlid in een oratie op het Binnenhof.
Het is bekend, dat Jezus Zijn woord dikwijls hulde in het kleed van een gelijkenis of parabel. 't Was een eenvoudige, voor 't meerendeel onontwikkelde schare, die Hij toesprak. Daarom ontleende hij zijn beelden aan de dagelijksche bezigheden of aan de omringende natuur: de zaaier, een reizend koopman, de herder, het visschersbedrijf, de wijnstok, ja het muschje, en 't mosterdzaadje zelf waren de motieven van zijn voordracht. Had Hij echter zijn toevlucht genomen tot stoutere beelden, zooals er bijv. bij menigte in Wallis' ‘Vorstengunst’ te vinden zijn, het volk had hem niet begrepen, en de rede - hoe voortreffelijk ook - had haar doel gemist.
Een gedicht als ‘Die Wacht am Rhein’, vervaardigd met het oog op den Fransch-Duitschen oorlog, sloeg in. Krijgshaftig van taal, mannelijk van opzet, met een beeldspraak, in harmonie met de oorlogzuchtige stemming in die dagen, werd het dadelijk begrepen en tot krijgszang in 't begin, tot Volkslied daarna gemaakt.
De stof beheerscht den vorm en belemmert den kunstenaar in zijn vrije vlucht. De phantasie dient in toom te worden gehouden door 't gezond verstand, dat niet alleen voor de evenredigheid der deelen zorgt, maar ook het verband tusschen vorm en inhoud onderzoekt. Het overweegt waardoor de sierlijkheid kan worden verhoogd, zonder dat aan de verstaanbaarheid te kort wordt gedaan.
Inhoud en vorm moeten elkaar omsluiten als de groene kelk de bloemkroon. Kelk en kroon maken één geheel uit. Neemt ge wat van den kelk weg, ge berooft de bloem van een deel harer pracht en verbreekt de harmonie. En toch is de kelk het voornaamste niet, een bijkomend bestanddeel slechts.
Zoo ook is de betrekking tusschen vorm en inhoud. Ze vullen elkaar aan en vormen in een goed geschreven opstel, in een boeiende improvisatie één harmonisch geheel. Maar de stof is het belangrijkste element: de vorm is voor de stof, wat de kelk is voor de bloem: haar steun, haar bekleedsel en haar ornement.
H.H. te S.