De Hollandsche Lelie. Jaargang 17(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Verlangen. Hebt ge wel eens gevoeld, mijn liefste mijn, Een groot en angstig verlangen? En vraagt men den menschen wat het kan zijn, Dan krijgt ge, als antwoord, een kus op de wangen, En de menschen zeggen u dan om te zwijgen. Gij een verlangen! Zoo rijk. Zoo bemind? Gij hebt toch alles, en kunt meer nog krijgen; Zijt gij niet tevreden, mijn liefste kind? Ja, 'k heb een verlangen naar onb'reikbare dingen; Naar dingen veel schooner, dan hier op deez' aard, Soms 's nachts in mijn droomen hoor ik engelen zingen; En zachte muziek. 't Doet mijn harte zoo'n pijn Dat alledaagsche leven, dat vliedt zonder spoor.... En 'k wenschte dan gaarne een voorbeeld te zijn. Maar het schoone, het reine en het engelenkoor, Zij zijn in den hemel en niet voor mijn oor... 24 Sept. DABODA. Vorige Volgende