Door zijn tusschenkomst kreeg ‘de française,’ zooals zij genoemd werd, een kamer bij zekeren Richard Saunders, die tijdens de morgenuren boodschaplooper was voor de Union Bank of Halifax en 's middags en 's avonds portier.
Mejuffrouw Hugo huurde éen gemeubileerde kamer bij dien Saunders, waar nooit iemand toegelaten mocht worden. Zij bleef er acht maanden en leefde gedurende dien tijd volkomen afgezonderd en in den grootsten eenvoud.
Haar maaltijden bestonden uit eieren, sandwiches en chocolade en doordat ze slechts éen vertrek had, lag daar steeds alles in een schilderachtige wanorde door elkaar. Haar garderobe was eigenaardig en uitgebreid. Zij bestond uit eenige zeer elegante avondjaponnen, die echter beter dagen gekend hadden, verscheidene fraaie wandeltoiletten en eenige heerenkleedingstukken.
Onmiddellijk na haar aankomst schreef Adèle aan Lnt Pinsen om hem van haar komst te verwittigen. Deze was allesbehalve verheugd over dit nieuws en bracht haar gedurende haar verblijf bij de Saunders slechts enkele korte bezoeken.
Hij was een der vroolijkste officieren van het garnizoen, wiens succes bij de dames zeer groot was. Hij dacht er geen oogenblik meer over Adèle tot zijn vrouw te maken, hoewel hij haar vertelde, dat zijn liefde voor haar inniger was dan ooit en dat alleen omstandigheden, waaraan hij geen schuld had, hem noopten hun huwelijk uit te stellen.
Het geld, dat Adèle van huis had meegekregen, strekte niet lang en toen het begon op te raken, voorzag zij eenigen tijd in haar ouderhoud door letterkundigen arbeid, waarmee zij een aardig sommetje verdiende. Zij schreef veel en haar hospita vertelde, dat er stapels papier in haar kamer lagen. Dit was waar en op zekeren dag gaf zij er een groot gedeelte van aan den advocaat, dien zij raadpleegde, in verband met haar toestand.
Deze heer, de latere Mr. Robert Motton Q.C. van Halifax, Nova Scotia, vertelde mij, dat alles wat zij geschreven had fictie was, waarom hij weigerde het aan te nemen, hetgeen hem later zeer speet.
Adèle maakte o.a. ook een beschrijving van haar leven, deze droeg zij altijd bij zich en nooit stond zij toe, dat iemand haar las.
Eens vertelde zij aan Mr. Motton, dat haar pennevruchten opgang zouden maken, als zij ze uitgaf, want dat haar vader gezegd had dat zij talent had en dat haar stijl buitengewoon mooi was.
Victor Hugo, van wien Adèle, evenals de andere kinderen, dolveel hield, correspondeerde met haar en dacht dat zij òf met Pinsen gehuwd was, òf dat haar letterkundige arbeid haar genoeg opleverde om fatsoenlijk te kunnen leven. Dat haar familie geen flauw vermoeden had van het lijden van de arme ziel, is bewezen door verscheidene gebeurtenissen, die toevallig aan het licht kwamen.
Generaal Doyle was bevelhebber over het leger in Britsch Noord-Amerika.
Hij was vrijgezel en stond in Halifax bekend om zijn vroolijkheid, zijn liefde voor het schoone geslacht en zijn fijne diners.
Zijn fijne schotels waren toevertrouwd aan een Franschen kok, die wanneer bij een bijzondere gelegenheid het dienstpersoneel versterkt moest worden, de hulp inriep van Richard Saunders, Adèle's hospes.
Het was bij een van deze gelegenheden, dat hij bij Saunders kwam en terwijl hij met Mrs. Saunders stond te praten, zag hij op de tafel in de hal een brief liggen aan: Monsieur le Vicomte Victor Hugo, Guernsey, Great Britain, die daar door Mis Lewly was neergelegd, om op de bus gedaan te worden.
Toen de goede Parijzenaar dezen naam las, raakte hij in vuur.
‘Weet u wel wie dat is?’ riep hij uit. Mrs. Saunders wist het niet, waarop de Franschman het haar vertelde.
Na nog eenige inlichtingen ingewonnen te hebben, maakte Mrs. Saunders met haar man uit, dat ‘Miss Lewly’ de dochter was van Victor Hugo.
Daarop schreef Saunders dezen een brief waarin hij meldde, dat er reeds geruimen tijd een dame bij hem op kamers woonde en dat hij geloofde, dat deze de dochter van Victor Hugo was. Hij beschreef haar eigenaardige levenswijze, haar wonderlijke garderobe, en de inlichtingen, die hij gaf, bevestigden de waarheid van zijn mededeeling.
Per keerende mail ontving Saunders een brief, waarin hij hartelijk bedankt werd voor zijn bezorgdheid en waarin hem opgedragen werd aan zijn vrouw te vragen voor Mrs. Pinsen te koopen wat zij noodig had en alles te doen om het haar zoo aangenaam moge-