De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIgezonden stukken.
| |
II.Daar Oom Leo zich in zijn laatste serie ‘Brieven over den Boekhandel en nòg wat’ in de Holl. Lelie van 1 Juni, minder nauwkeurig uitdrukt, zij 't me vergund een paar woorden ter verduidelijking in het midden te brengen. In afwijking van de gewoonte om met repliek iemand op den voet te volgen, ben ik zoo vrij ditmaal van achteraf te beginnen. | |
[pagina 847]
| |
Oom Leo dan tracht zijn nichtje-boekhandelaarsbediende voor te rekenen, dat zij als dame, die geen bier drinkt noch sigaren rookt dit als een voordeelig postje op haar balans kan beschouwen. Van harte hoop ik, Oom Leo, dat uw nichtje 't gelooft, - immers 't is niet aangenaam, wanneer een nichtje aan de waarheidsliefde van haar oom gaat twijfelen. Althans voor haar blijft 't voorloopig eene vraag, en zal de tijd haar misschien leeren, dat het ook voor den patroon niet onaangenaam is, een beetje van dat zoogenaamde bier- en sigarengeld 's jaarlijks bij zijn winstrekening te kunnen schrijven. Want over 't algemeen genomen is de vrouw geen betere werkkracht in den boekhandel, doch een goedkoopere; immers U zegt het zelf - zwart op wit -, de behoeften eener vrouw zijn minder groot, - ergo zegt de patroon (de beste niet te na gesproken) heeft zij minder salaris noodig. Weinig boekhandelaars die zaken drijven uit philanthropie. U stemt toe dat de salarissen in ons vak bitter klein zijn -; ook onthoudt U ons 't feit niet, dat de behoeften eener vrouw kleiner zijn, zoodat zij zich met minder salaris tevreden zal stellen, - slotsom ‘men zal aan de vrouw de voorkeur geven, en dan vindt U nog dat die Heeren boekhandelaarsbedienden niet lijden aan overmaat van galanterieGa naar voetnoot*), omdat zij trachten de vrouw uit hunne organisatie te weren, die zonder 't zelf te willen hunne salarissen drukt. Immers een loonstandaard zal altijd in den boekhandel tot de pia vota behooren. Zoo ongalant en conservatief is de boekhandelaarsbediende, dat toen het bewuste voorstel ter tafel werd gebracht, dit met niet minder dan ⅘ van de aanwezige stemmen verworpen werd. Veroorloof me, dat ik tot besluit nog een klein gedeelte uit uwen brief citeer. ‘Wat zou het goed zijn, als er eens een wet kwam, die in elke stad jaarlijks aan twee dozijn niets doende, flirtende, steeds wandelende of in socialisme of toynbee liefhebberende dametjes de verplichting oplegde, haar diensten te presteeren op een druk kantoor of in een flinken winkel.’ Neen, maar nou breekt m'n klomp, meent U dat in ernst? Dat zal mejuffrouw uw nichtje niets aardig vinden: zij zal met mij zeggen: ‘laat die financieel onafhankelijke dames gerust liefhebberen zoo hard als zij willen; - beter dat - dan dat zij in een boekhandel gaan liefhebberen, en ons onnoodig maken.’ Ook geloof ik niet dat de geachte redactrice van de Hollandsche Lelie 't met U eens is. Reeds herhaaldelijk trok Freule Lohman met hare vaardige pen tegen die dames op, - die zonder daartoe gedrongen te zijn, zich uitsloven om zich nuttig te maken, ten koste van de welvaart harer maatschappelijk minder bevoordeelde zusteren. J.P. FOKKENS. | |
III.Strijen, 10 Juni 1904.
Geachte Redactrice.
Zoo u het mij vergunt wil ik even een voorloopig antwoord zenden voor Mevr: Alida Boogaard, L.T.V. - 't Verwondert mij opnieuw, dat wanneer men met een moderne dame in discussie treedt, deze tegenover een ander direct zoo'n toon aanslaat, alsof zij alleen alles weet - en wanneer een ander zijn overtuiging samenperst in enkele krachtige uitdrukkingen, hem onkunde verwijt. Ik heb helaas niet zooveel van Theosophie gelezen als de geachte dame. En daarom zal ik, zoo 't wordt toegestaan, een grondiger en meer bestudeerd antwoord bewaren voor later. Nu alleen dit. Uit een werkje van mevr. Annie Besant leerde ik de strekking kennen van de Theosophie. Zij, de Th:, scheert alle godsdiensten over één kam, stelt ze op gelijke lijn, wat mevr: Boogaard ook erkent. Dit nu is vierkant in strijd met den Christelijken godsdienst, die gebaseerd op Israël, universeel wil worden. Dat er onder andere godsdiensten nog enkele goede elementen kunnen schuilen, zal waar zijn en alzoo zal een Christelijk vorscher daarvan partij kunnen trekken. Het Evangelie leert: Jezus Christus, Gods Zoon, de Eeuwige, is een naam boven allen naam. Zijn bloed, dat is de opoffering van zijn leven, reinigt ons van alle zonde. Zoo staat het in de Heilige Schriften. Het Christendom verwerpt de zielsverhuizingstheorie enz. Karma kan heel in de verte overeenkomen met ons: loon naar werken, met de wet der gerechtigheid. Ik las hierover 't boek, zoo ik me niet vergis, van Reepmaker. Bovendien is bij mevr. Besant de Theosophe duidelijk merkbaar eene voorliefde voor de Indische wijzen, speciaal Brahmanen, Boeddhisten etc. Eén ding is heel mooi in de theosophie: het streven om alle menschen als broeders te beschouwen en ze nader te brengen, maar dit is juist de kern van het christendom: naastenliefde. Intusschen dweept men te veel met afgetrokken bespiegeling. Dit is het gevaar: de Theosooph maakt zelf een wereldgodsdienst uit een mengsel van de anderen. De Christen buigt alleen voor Koning Jezus en Zijn Woord. Hoogachtend Uw dw. dr. J.B. NAAKTGEBOREN. | |
IV.Aan Jonkvrouw Anna de Savornin Lohman.
In No. 50 van de Holl. Lelie las ik o.m. uw boekaankondiging van Jordens' Grondwet en Kooiman's Moderne Hoenderteelt, en mocht daaruit vernemen, hoe het simpel in aanraking komen van de grondwettelijk-onmondige vrouw met den fiscus eerstgenoemde metamorphoseert tot een kaalgeplukte kip, een beeld schrikwekkend genoeg om allen arbeid (zelfs de hoenderteelt), waarvan de fiscus het zijne wil hebben, eenvoudig uit den weg te gaan. 't Is waar, dat de schatkist in vele gevallen | |
[pagina 848]
| |
haar deel vraagt van hetgeen de arbeid oplevert, maar tot geruststelling moge dienen, dat de hoenderteelt nog niet een voorwerp van belastbaarheid is, ook niet van de bedrijfsbelasting, en zij daarom wellicht nog genade kan vinden in de oogen van die vrouwen, die aan belasting-betalen een broertje dood hebben, maar die des te meer genoegen vinden aan een kip, goed in de pluimen. EEN RIJKSONTVANGER. Noot redactrice. |
|