du livre door Egger, eveneens te Parijs verschenen en wel bij Hetzel.
Maar verzuim vooral niet aan te schaffen het standaardwerk bij uitnemendheid voor den aankomenden boekhandelaar: Boekhandel en Bibliografie door R. v/d. Meulen, bij Sythoff te Leiden uitgekomen.
In dit zakelijk, doch lang niet droog geschreven werk vindt ge letterlijk alles wat ge omtrent ons vak in den meest uitgebreiden zin des woords zoudt willen weten, over het ontstaan van een boek, over de inrichting van den boekhandel, het boekhouden in ons vak (dat weer heel anders wordt gedaan dan ge op de M.H.B.S. hebt geleerd) het corrigeeren van drukproeven, het antiquariaat, het boekbinden, kortom het is een betrouwbare vraagbaak.
Van denzelfden schrijver verscheen later bij denzelfden uitgever ‘De Courant’, een zeer interessant werk over alles wat bij de uitgave van dag- en weekbladen komt kijken, terwijl bij deze twee werken zich op waardige wijze aansluiten v/d. Meulen's ‘Het boek in onze dagen’ (1892) en ‘Over de liefhebberij voor boeken’ (1896) eveneens bij Sythoff.
Als ge nu begint met deze werken aan te schaffen en te bestudeeren, hebt ge alvast een klein bibliotheekje van groote waarde voor je toekomstige vorming.
Ik zou deze werken in de boekenkast van ieder ontwikkelde vrouw en man willen zien, want heusch het is bedroevend hoe weinig men zich in 't algemeen interesseert voor ‘het boek’.
O, zeker, ik weet wel dat een ‘mooi boek’ wel voorkomt op veler verlanglijstje bij verjaardagen of St. Nicolaas, maar de liefhebberij voor een degelijke boekenverzameling is bij velen al bitter klein en bepaalt zich vaak tot het half of heel dozijn prachtbandjes dat in gewild artistiekerige wanorde op het traditioneele tafeltje voor het raam ligt te verbleeken, geflankeerd door eenige photo's op stander, waarvan de eigenaars achter de spiegelruiten de rugzijde en de voorbijgangers de ‘snoezige’ kopjes of de aandoenlijke voorstellingen van ‘die Liebe heilt’ of ‘Behüt dich Gott’ mogen bewonderen.
Als men een prachtig salonameublement heeft aangeschaft, de vloer met kostbare tapijten heeft belegd en alles laat beschijnen door een allerfraaiste gaskroon, blijken de beschikbare middelen en ruimte schier altijd te kort te schieten voor een nette boekenkast met degelijken inhoud.
Ook op het gebied van wandversiering blijven de meesten steken bij de kostbare lijsten aan den wand, die zich nimmer schijnen te schamen voor de onbeduidende platen of prullige oleografieën die ze omvatten.
‘Wat een beelderige etsen heb je daar hangen, lieve,’ lispelt de schoone bezoekster van een gezellige tea en brengt haar kopje in de richting van een paar afgesleten premiestaalgravures en haar buurvrouw zegt dat ze een paar fijne steendrukken heeft gezien bij dien nieuwen photograaf.
Het woord etsen schijnt bijzonder gemakkelijk uit den mond te glijden, bij herhaling blijkt mij dat klanten daarmee gemakshalve alles betitelen wat maar plaat is.
Simpele chromo's worden tot aquarellen gepromoveerd, houtsneden tot kopergravures, lichtdrukken tot photo's.
Het aplomb waarmee sommige koopers zich dan nog een air van kunde op dit glibberig gebied trachten te geven is veelal vermakelijk. Wat een genot is het daarentegen voor ons, eens te kunnen plaudern over het vele mooie dat tegenwoordig onder zoo veler bereik komt en zijn kennis te vermeerderen door een interessant gesprek met een artist die zelf produceert. Dit doet je dan weer de ergernis vergeten, opgewekt door de hardnekkigheid van de rijk gewordene bierbrouwersgade, die niet anders dan groene banden wil hebben om de boeken die zij voor haar dochter koopt, omdat haar boekenkast al twee planken met roode en een met blauwe bandjes heeft en bruine haar te donker zijn!
Verleden jaar had ik een wezenlijk mooie collectie aquarellen uitgestald van een niet onbekend artist.
Mijn étalage trok zeer de aandacht en spoedig kwamen belangstellenden informeeren wat ‘die gekleurde platen’ kostten.
Als ik dan de prijzen noemde: twintig, vijf en twintig gulden per stuk was het een komiek gezicht het effect bij sommigen gade te slaan.
De een keek ongeloovig, of ik hem of haar voor het lapje wilde houden, een ander kreeg een kleur van verlegenheid en haastte zich de deur uit.
De meesten vroegen nog eens: ‘per stuk?’ een vraag die ze niet zouden doen bij het aankoopen van een pianotabouret of een gaslamp.
Toen ik met den marktdag een boer antwoordde: ‘neen, per dozijn’ zei die er nog