Maar U was het toch wel voordeelig, dat Greta zooveel boodschappen deed voor Uw schatrijken schoonzoon! Want rijke familieleden moet men te vriend houden, nietwaar, verblinde vader?
En als ze thuis was, wat gaaft ge haar tot bezigheid of afleiding?
Niets!
Uren lang, heele Zondagen lang liet ge haar zitten op een stoel in een hoekje, dan zat de arme Greta zich allerlei muizenissen in 't hoofd te halen, en gij, gij verblinde vader, gij hebt nóóit U over dit arme meisje ontfermd. Den ganschen dag bleeft ge in Uwen parvenu-achtig opgesmukten tuin, waar aan alle bloemblaadjes een bloeddroppel hangt, bloed van het kind, bloed van het huisgezin, dat ge te kort deedt door Uw grenzenlooze verkwistingen, en een wandeling, die Greta voor haar gestel zoo bróódnoodig had, was U te veel moeite.
Verblinde vader, waarom hebt ge Uw arme Greta geen zachte leiding gegeven, waarom hebt ge het kind aan haar lot overgelaten, haar laten opgroeien als een wilde plant, als onkruid, waarnaar niemand omziet?
Zoo is Greta langzamerhand geworden, wat ze nu is....
O, veel ouders hebben kinderen, die zijn zooals Greta vroeger was, maar die ouders hebben, naar we hopen, hárt voor hun kinderen, en laten ze niet opgroeien voor het krankzinnigengesticht.
Dat hebt gij gedaan, ontaarde vader, dat hebt gij gedaan, en dat is moord!.... afschuwelijke kindermoord....
Gij hebt dit alles geweten, maar ge hebt niet willen zorgen voor Greta; het geld daarvoor kondt ge beter gebruiken voor Uwen tuin, nietwaar, en voor Uw badkamer....
Wat ging dat arme meisje U aan?
Wellicht vindt ge het wel voordeeliger, als Greta er niet meer is, immers dan is er één mond minder open te houden....
Wij hebben een ernstig vermoeden, vader!
En dat vermoeden is, dat gij U op behendige wijze van dit kind wilt ontslaan, door het eenvoudig ‘krankzinnig’ te laten verklaren.
Nog slechts korten tijd, en alles zal beslist zijn....
Nu zijt ge ongerust, ontaarde vader, nu voelt ge Uw geweten knagen, tháns, nu Greta geen bewuste gedachte meer heeft....
Nu spreekt ze voortdurend wartaal, zegt, ‘dat ze niet vergiftigd wil worden, dat ze niet in de kist wil, dat de dokters niet mogen komen om haar te martelen’.... nu staat ze, onbeweeglijk, wezenloos te staren in 't ronde, nu weet ze niéts meer, niéts....
Niemand bemoeide zich vroeger met haar, nú zijn allen om haar heen....
Maar ook nú voélt gij het, dat Greta verwaarloosd, dat zij geestelijk vermóórd is....
Bid.... verblinde vader.... bid den Almachtige.... dat Hij U deze scharlaken zonde vergeve....
18 Mei 1904.
CHR. V. ABKOUDE.