roode lipjes en de schitterend witte tandjes half geopend - ziet de kleine hem handelen en kan bijna niet wachten tot de toren is gebouwd. 't Is of z'n vingers jeuken..
Als eindelijk oom even rust, buigt 't kind snel voorover en gooit - schaterend van pret - den toren in eens omver.. Oom pakt en kittelt hem tot straf. De kleine schelm kruipt weg, zoo hard hij kan. Oom hem achterna - bijna even jolig nog..
Doch Zijne Koninklijke Hoogheid wordt slechts zelden met rust gelaten. Hij vergeet zijn plicht een weinig en bekommert zich niet veel om de visite. Deze vergeeft.. en bemoeit zich met hém.
Hij moet kunstjes vertoonen. Wijzen waar z'n voetjes zijn - z'n handjes - z'n wangetjes. Vertellen hoe het hondje doet: hoe! hoe! En het koetje: boe..
Dan - uit den grooten kring, die hem omringt - zeggen waar mama zich bevindt. Papa - oma - opa.. En - wat hij nog heel moeilijk vindt: oom en de tantes.
Telkens wanneer hij goed heeft aangewezen, wordt hij door het gansche gezelschap luidruchtig om zijn knapheid geprezen. Doch niemand kan verrukter zijn dan hij zelf. - Ja, ik zei het reeds: bescheiden is hij niet..
Ook moet hij vertoonen hoe prachtvol hij al loopen kan. Tusschen opa en tante in, stevig hun handen klemmend, trippelt hij naar een ‘oom’. Hij laat de handen los en legt de kleine vuistjes op ‘ooms’ knieën, opgetogen tot hem opkijkend.
‘Oom’ kan zijn charme niet weerstaan en tilt hem op schoot. Doch dit bevalt hem niet. Hij wringt zich los en is niet tevreden vóór ‘oom’ hem weer op den grond heeft gezet.
Haastig kruipt hij naar eenige blokken, die over den vloer liggen verspreid en probeert - onhandig - zelf een toren te bouwen...
Alle visite is vertrokken.
Opa - oma, vader - moeder, de tantes en zelfs oom.. allen zijn moe.
En Son Altesse Royale rust zeker uit?
Rust? Wel nee. Rust?! Hij kent geen rust. ‘Rust roest’ is zijn leus.
Hij heeft 't druk. Altijd druk..
Oom en de jongste tante hebben hem in een laag kinderstoeltje bij een laag tafeltje gezet. En alle drie slaan op de tafel, zoo hard mogelijk en met beide handen..
't Kind heeft 'n pret.! Hij slaat 't hardst van allen.
Oom doet een spelletje voor hem. Van de soldaatjes..
Hij laat zijn beide wijsvingers marcheeren over het tafeltje en commandeert:
‘Daar komme twee soldaatjes an.
De eene heet Piet. De andre Jan.
Daar komme ze alle twee weer án.’
Bij het ‘weg Piet! weg Jan!’ doet hij de vingers beurtelings verdwijnen, om ze bij den laatsten regel op eens weer te laten marcheeren.
Men behoeft niet te vragen of hij succes heeft. Vol vuur neemt de kleine ooms hand en laat die alweer op het tafeltje loopen. En daarbij ziet hij hem zóó smeekend aan - met stralende, verrukte oogjes - dat zijn bedoeling onmiskenbaar duidelijk is. - ‘Nog eens, lieve oom? Hè toe - asjeblieft? Het was zoo mooi.!’
Oom voldoet aan zijn verzoek. Het ventje probeert mee te doen - onhandig en veel te haastig. Bij den tweeden regel al stopt hij beide handjes onder de tafel..
Doch Zijne Majesteit zit niet heel stevig in den voor hem nog zoo deftigen stoel. Daarom zet tante hem nu maar weer op den grond.. Even zit hij hier triomfantelijk en onderzoekend rond te kijken, bepeinzend wat hij thans uit zal gaan voeren? Wacht, daar ontdekt hij een extra fraai stuk speelgoed: vaders voet, bengelend aan het been, dat over het andere geslagen is.
Gauw er naar toe gekropen. Gauw! gauw! Haast heeft hij altijd. Het leven is zoo druk, nietwaar? Men heeft geen tijd genoeg, om alles te volbrengen, wat men volbrengen wil. Gauw, gauw dan toch.! Geen seconde verliezen alstjeblieft. Tijd is geld. Ja, meer dan dat..
Hij is er al en kijkt even - ondeugend - naar papa op. Of deze wel ziet wat baby doen wil?
Met tintelende oogjes duwt bij tegen den voet, zoodat deze heen en weer schommelt. Doch vader - in druk gesprek met opa - bespeurt het nauwelijks. Harder duwt het kind en kraait van pret..
Eindelijk buigt papa naar hem over, lacht hem toe en pakt hem even - met oneindige liefde in de oogen.. Toch schijnt hij niet in de rechte stemming om van z'n jongen te genieten. Hij en mama beiden.. och, ze vinden 't heusch zoo gezellig om bij hun ouders te logeeren. Toch kunnen ze soms een licht heimwee niet onderdrukken naar