Welnu, had zoo ééne het voorrecht gehad haar gedwongen leertijd op een kantoor door te maken, dan zou zij althans weten dat haar thee-servies of schrijfbureau niet van opgespaard, doch gestolen geld was en zou zij, denkend aan de bittere geldzorgen van haar vroegeren patroon, zich misschien beijveren het geld, dat haar niet toekomt, te betalen aan hem die er recht op heeft, nietwaar?
Maar beter nog dan gedwongen een werkkring te kiezen is het dit uit vrije beweging te doen, en een opmerkelijk en gelukkig verschijnsel vind ik het dat de meisjes die niets omhanden hebben dan uitkijken naar en flirten om een man, zich haast moeten beginnen te schamen ziende op zoovele harer iets doende en bezig zijnde zusteren, zij het dan ook dat er velen onder zijn die ‘gedoe’ voor doen aanzien en niet den moed hebben iets flink door te zetten wat zij begonnen zijn.
En jij bent nu in elk geval vrijwillig besloten in den boekhandel te gaan?
Ik wil het je volstrekt niet afraden want ons vak is werkelijk wel geschikt voor vrouwen.
Een andere vraag is of het veel vooruitzichten biedt.
En dan moet ik je al dadelijk zeggen dat de salarissen in den Boekhandel niet hoog zijn te noemen.
Ik voor mij vind ten minste dat bij een traktement van f 500 à f 600 iemand de broodkruimels nog niet behoeven te steken en vond in mijn leerling- en bediendentijd dat zoo'n laatste van de maand wel eens onnatuurlijk lang kon wegblijven.
Het spreekt vanzelf dat er ook wel beter gesalarieerde betrekkingen in ons vak zijn - er zijn bedienden die het tot acht, negen honderd gulden en meer brengen, vooral dezulken die geen plan hebben zich te vestigen en als plaatsvervangend patroon of boekhouder optreden.
Ik zelf heb meermalen jongelui opgeleid, het eerste jaar tegen genot van kost en inwoning, de volgende jaren tegen opklimmend salaris. Ook wordt natuurlijk wel leergeld betaald, b.v. voor jongelui die pas van de H.B. School komen.
In het algemeen verdient het wel de voorkeur opgeleid te worden in een niet al te omvangrijke, gemengde zaak, b.v. in een flinke provinciestad. De leerling krijgt in dergelijke gemengde zaken een overzicht van alles wat bij het vak annex is, b.v. behalve van den boekhandel ook van den muziek- of (en) kunsthandel, van eene drukkerij of binderij, het administreeren van leesgezelschappen, het encadreeren van platen etc. en verricht daar onder direct toezicht van den patroon alle voorkomende werkzaamheden mede. In de groote zaken van groote steden wordt de leerling of aankomende bediende veelal belast met eenig onderdeel der zaak, waarin men dan wel zeer vaardig wordt, doch wat nu juist niet strekt om een ruimen en juisten blik te krijgen op alles wat aan den Boekhandel verwant is.
Nu is er voor jelui meisjes een groot struikelblok en dat is dat vele boekhandelaars nog niet tegen een vrouwelijke bediende aandurven - veelal omdat zij er nooit de proef mee namen en uit een zeker conservatisme.
M'n voorlaatste bediende, een flink, ontwikkeld meisje, dat, als het er op aankwam, haar handen uit de mouwen wist te steken, kreeg bij haar sollicitaties toen ze eens ‘hooger op’ wilde herhaaldelijk nul op het request omdat ze ‘vrouw’ was! Haar tegenwoordige patroon schreef mij, in antwoord op haar sollicitatie o.m: ‘Ik heb nooit een dame gehad - durft U het mij heusch aanraden? Is ze flink genoeg om onbevangen met heeren-clientèle om te gaan? Is ze eenvoudig gekleed? Is ze misschien ook mooi?’
Gelukkig kon ik al die vragen, behalve de laatste, met een gerust geweten bevestigend beantwoorden en het deed mij genoegen onlangs van haar te vernemen dat zij de plaats van den vertrekkenden 1en bediende ging innemen.
Zeldzaam zijn de dames tegenwoordig trouwens niet meer die in ons vak werkzaam zijn - soms zelfs aan het hoofd van flinke zaken staan.
In de laatste vergadering van den Bond v. Nederlandsche boekverkoopersbedienden kwam o.a. ter tafel een voorstel om vrouwelijke bedienden niet (meer) als leden van dezen Bond toe te laten.
Deze heeren schijnen niet aan overmaat van galanterie te lijden en ik moet zeggen dat het niet pleit voor hun ruimen blik.
't Doet me zoo denken aan de kleurlingenkwestie in de Vereenigde Staten, vin je ook niet?
Niet op de kleur, noch in dezen op het gewaad komt het aan, doch enkel op welke wijze men zijn werk verricht, wat men presteert, en dan wil ik wel in vertrouwen aan